Home

Gerechtshof Amsterdam, 16-04-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:1748, 14/00778

Gerechtshof Amsterdam, 16-04-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:1748, 14/00778

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
16 april 2015
Datum publicatie
13 mei 2015
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2015:1748
Zaaknummer
14/00778
Relevante informatie
Invorderingswet 1990 [Tekst geldig vanaf 01-05-2023 tot 01-01-2024] art. 36, Invorderingswet 1990 [Tekst geldig vanaf 01-05-2023 tot 01-01-2024] art. 49, Invorderingswet 1990 [Tekst geldig vanaf 01-05-2023 tot 01-01-2024] art. 32

Inhoudsindicatie

Aansprakelijkstelling. Belanghebbende was in de voor de aansprakelijkstelling relevante periode bestuurder de BV.

Voor een van de naheffingsaanslagen waarvoor belanghebbende aansprakelijk is gesteld, was de uiterste betaaldatum op het tijdstip van aansprakelijkstelling nog niet verstreken, zodat belanghebbende daarvoor niet aansprakelijk gesteld kon worden.

Uitspraak

kenmerk 14/00778

16 april 2015

uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z], belanghebbende,

gemachtigde: mr. T.R.W. Kroes (America & Partners belastingadviseurs te Baarn)

tegen de uitspraak van 5 september 2014 in de zaak met kenmerk HAA 13/4860 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank)

in het geding tussen

belanghebbende

en

de ontvanger van de Belastingdienst, kantoor Hoorn, de ontvanger.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De ontvanger heeft belanghebbende bij een op de voet van artikel 36 van de Invorderingswet 1990 (hierna: IW) genomen beschikking met dagtekening 13 juni 2013 aansprakelijk gesteld voor de onbetaald gebleven naheffingsaanslagen loonheffingen over de tijdvakken juni, september, oktober en december 2012 en januari en februari 2013 ten name van [A] B.V. (hierna: de BV). Deze aansprakelijkstelling beliep een bedrag van € 3.682 (zijnde € 2.960 belasting, € 422 verzuimboetes en € 300 kosten), te vermeerderen met de invorderingsrente die werd belopen vanaf 25 juli 2013.

1.2.

Het daartegen door belanghebbende gemaakte bezwaar is door de ontvanger bij uitspraak van 28 oktober 2013 ongegrond verklaard.

1.3.

Bij uitspraak van 5 september 2014 heeft de rechtbank het door belanghebbenden tegen de uitspraak van de ontvanger ingestelde beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak door de gemachtigde ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 15 oktober 2014, aangevuld bij brief van 13 november 2014. De ontvanger heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Van de ontvanger is op 9 maart 2015 een nader stuk ontvangen. Dit is in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 maart 2015. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak (waarin belanghebbende is aangeduid als ‘eiser’ en de ontvanger als ‘verweerder’) de navolgende feiten vastgesteld:

“2.1. In een tot de gedingstukken behorend uittreksel van de Kamer van Koophandel (hierna: de KvK) van 22 mei 2013 staat vermeld dat eiser met ingang van 16 december 2011 bestuurder is geworden van [A] B.V. en dat dit op 27 december 2011 is geregistreerd bij de KvK.

2.2.

In het tot de gedingstukken behorende uittreksel van de KvK van 5 november 2013 staat dat [B] per 6 februari 2013 bestuurder is geworden van [A] B.V. Het uittreksel vermeldt voorts dat dit op 2 september 2013 is geregistreerd.

2.3.

Blijkens genoemde uittreksels en de tot de gedingstukken behorende handelsregisterhistorie van de KvK is eiser van 16 december 2011 tot 9 september 2013 enig aandeelhouder geweest van [A] B.V. Per 9 september 2013 (datum registratie 10 september 2013) is [stichting] enig aandeelhouder van [A] B.V. geworden.

2.4.

De inspecteur heeft over de genoemde tijdvakken ambtshalve naheffingsaanslagen opgelegd aan [A] B.V. wegens het niet doen van aangifte en vervolgens (voor de maanden januari en februari 2013) naheffingsaanslagen wegens het niet afdragen van de alsnog aangegeven loonheffing.

2.5.

Eiser heeft op 9 mei 2013 een melding betalingsonmacht gedaan voor de maanden januari, februari en maart 2013. In zijn brief van 22 mei 2013 verzoekt verweerder aan eiser om toezending van nadere gegevens terzake van de melding over het tijdvak loonheffing maart 2013. De melding voor de tijdvakken loonheffing januari en februari 2013 heeft verweerder in deze brief als niet-rechtsgeldig aangemerkt.”

2.2.

In aanvulling hierop stelt het Hof de navolgende feiten vast.

2.3.

De in onderdeel 2.5 van de uitspraak van de rechtbank vermelde, door belanghebbende gedane, "Melding betalingsonmacht" houdt onder meer het volgende in:

"Gegevens onderneming

Naam onderneming [A] B.V.

(...)

Telefoonnummer [nummer]

Bestuurder onderneming

Naam bestuurder [X]

(...)

Telefoonnummer [nummer]

Adviseur onderneming

Bent u de adviseur van de onderneming? nee"

2.4.

Het in 1.5 vermelde nadere stuk behelst een "actueel schuldoverzicht" waaruit blijkt dat bepaalde in de aansprakelijkstelling begrepen belastingschulden inmiddels door de ontvanger zijn afgeboekt.

3 Geschil in hoger beroep

Evenals voor de rechtbank is in geschil of belanghebbende terecht en tot het juiste bedrag aansprakelijk is gesteld. Daarbij is de juistheid van de aan de BV opgelegde naheffingsaanslagen en verzuimboetes niet in geschil.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing