Home

Gerechtshof Amsterdam, 23-04-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:1752, 14/00484

Gerechtshof Amsterdam, 23-04-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:1752, 14/00484

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
23 april 2015
Datum publicatie
13 mei 2015
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2015:1752
Zaaknummer
14/00484
Relevante informatie
Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 01-04-2023 tot 01-01-2024] art. 223

Inhoudsindicatie

Forensenbelasting. Belanghebbende verhuurt voor 10 maanden per jaar zijn vakantiewoning aan B bv. Voor het jaar 2008 is de aanslag vernietigd en voor 2009 is geen aanslag opgelegd. Geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel.

Uitspraak

kenmerk 14/00484

23 april 2015

uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z], belanghebbende,

tegen de uitspraak van 10 juni 2014 in de zaak met kenmerk AWB 13/812 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Bergen, de heffingsambtenaar,

gemachtigde: mr. R.H. Wiegeraad (Wiegeraad De Cloe) te Vleuten.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 15 augustus 2012 aan belanghebbende voor het jaar 2010 een aanslag forensenbelasting opgelegd ten bedrage van € 668,80.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak, gedagtekend 29 maart 2013, het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

De rechtbank heeft het hiertegen ingestelde beroep bij uitspraak van 10 juni 2014 ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 18 juli 2014, aangevuld bij brief van 12 augustus 2014. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 maart 2015. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt in deze uitspraak aangeduid als ‘eiser’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’.

“Eiser is eigenaar van de gemeubileerde woning aan de [adres] te [R] (hierna: de woning). Eiser houdt hoofdverblijf in [Z].

De woning staat sinds 1999 op de balans van de [maatschap A]. De maatschap bestaat naast eiser uit nog twee andere maten.

Eiser is directeur en aandeelhouder van [B bv] Volgens een op 31 december 2007 gesloten overeenkomst, verhuurt eiser met ingang van 1 januari 2008 de woning aan [B bv] De overeenkomst luidt als volgt:

“(…)

1- Huurder [B bv] huurt met ingang van 1 januari 2008 van verhuurder [eiser], voor de duur van 1 jaar, de bedoelde recreatiewoning [de woning] uitsluitend ten behoeve van haar voornamelijk administratieve en communicatieve activiteiten.

Zonder opzegging wordt de huur telkens stilzwijgend met 1 jaar verlengd. Eventuele opzegging door de huurder dient te geschieden 2 maanden voor het einde van deze overeenkomst.

2- Het is huurder niet toegestaan zonder toestemming van verhuurder personen in de woning te laten overnachten.

3- Huurder is niet bevoegd het gehuurde direct of indirect geheel of gedeeltelijk aan derden in onderhuur dan wel in gebruik aan te bieden respectievelijk te geven.

4- Verhuurder is bevoegd de overeenkomst met in acht name van een opzegtermijn van maximaal 1 maand eenzijdig te beëindigen.

5- De huurprijs wordt jaarlijks tussen partijen overeengekomen. (…)”

Eiser heeft in 2010 de woning 27 dagen zelf gebruikt.”

2.2.1.

Nu tegen de feitenvaststelling door de rechtbank, als hiervoor vermeld, door partijen geen bezwaren zijn ingebracht, gaat het Hof ook van die feiten uit.

2.2.2.

In aanvulling hierop stelt het Hof de navolgende feiten vast.

2.3.1.

Belanghebbende heeft over het jaar 2008 eveneens bezwaar gemaakt tegen de aanslag forensenbelasting, mede op grond van het feit dat de woning tien maanden per jaar verhuurd wordt aan [B bv].

2.3.2.

De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar van 31 juli 2009 de aanslag vernietigd. In de uitspraak op bezwaar staat, voor zover hier van belang, het volgende.

“U heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag forensenbelasting en geeft hierbij kort samengevat het volgende aan:

- U heeft de woning [adres] te [R] niet voor meer dan negentig dagen in het jaar 2008 voor u zelf beschikbaar omdat u blijkens een afschrift van de huurovereenkomst de woning voor tien maanden in het jaar verhuurd heeft.

(…)

Uit de door u verstrekte gegevens bent u voor het jaar 2008 niet belastingplichtig voor de forensenbelasting.

Op grond van het voorgaande is de aanslag onterecht opgelegd.”

3 Geschil in hoger beroep

Evenals bij de rechtbank is voor het Hof in geschil of de aanslag forensenbelasting terecht is opgelegd. Meer specifiek is in geschil of belanghebbende door verhuur van de woning aan [B bv] in 2010 de woning niet meer dan negentig dagen voor zichzelf of zijn gezin beschikbaar heeft gehouden. Voorts is in geschil of de heffingsambtenaar in strijd heeft gehandeld met het vertrouwensbeginsel.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing