Gerechtshof Amsterdam, 21-05-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:2339, 13/00573, 13/00574 en 13/00575
Gerechtshof Amsterdam, 21-05-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:2339, 13/00573, 13/00574 en 13/00575
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 21 mei 2015
- Datum publicatie
- 24 juni 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2015:2339
- Zaaknummer
- 13/00573, 13/00574 en 13/00575
Inhoudsindicatie
Naheffing LB/PVV bij werknemer. Achteraf opgemaakte rittenregistratie en daarop gegeven toelichting zijn niet toereikend voor het zware bewijs dat de auto voor niet meer dan 500 km op jaarbasis voor privédoeleinden is gebruikt.
Uitspraak
Kenmerk 13/00573 tot en met 13/00575
21 mei 2015
uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z], belanghebbende,
tegen de uitspraak van 9 augustus 2013 in de zaken met kenmerk AWB 13/182, 13/183 en 13/184 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Landelijk Coördinatiecentrum Auto,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 13 juli 2012 aan belanghebbende voor het tijdvak 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009 een naheffingsaanslag loonheffingen (hierna LB) opgelegd van € 4.955. Gelijktijdig is bij afzonderlijke beschikkingen een vergrijpboete van € 500 opgelegd en is € 324 aan heffingsrente in rekening gebracht.
De inspecteur heeft met dagtekening 13 juli 2012 aan belanghebbende voor het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 een naheffingsaanslag LB opgelegd van € 4.215. Gelijktijdig is bij afzonderlijke beschikkingen een vergrijpboete van € 500 opgelegd en is € 170 aan heffingsrente in rekening gebracht.
De inspecteur heeft met dagtekening 13 juli 2012 aan belanghebbende voor het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 een naheffingsaanslag LB opgelegd van € 4.008. Gelijktijdig is bij afzonderlijke beschikkingen een vergrijpboete van € 500 opgelegd en is € 54 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Na tegen de hiervoor genoemde naheffingsaanslagen en vergrijpboeten gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij in een geschrift vervatte uitspraken, gedagtekend 10 december 2012, de onder 1.1.1 tot en met 1.1.3 genoemde naheffingsaanslagen gehandhaafd en de boetebeschikkingen vernietigd.
Het tegen deze uitspraken op bezwaar ingestelde beroep is door de rechtbank ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 19 september 2013. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 maart 2015. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in de onderdelen 2.1 tot en met 2.4 van haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt in deze uitspraak aangeduid als ‘eiser’, de inspecteur als ‘verweerder’.
“2.1. Eiser heeft in de jaren 2009, 2010 en 2011 van opeenvolgende werkgevers een [AUTOMERK], met kenteken [12-12-12], (hierna: de auto), ter beschikking gesteld gekregen.
Eiser heeft op 17 februari 2007 verzocht om een Verklaring geen privé-gebruik auto als bedoeld in artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB). Met dagtekening 10 april 2007 heeft eiser deze verklaring verkregen.
Bij brief van 7 november 2011 heeft verweerder aan eiser verzocht om informatie te verstrekken over de door eiser gereden privé kilometers vanaf 1 januari 2009 tot en met 7 november 2011. Eiser heeft op 16 november 2011 rittenregistraties over de jaren 2009, 2010 en 2011 overgelegd. De rittenregistraties zijn achteraf opgemaakt.
Verweerder heeft vervolgens de naheffingsaanslagen en boetes opgelegd.”
Nu partijen tegen de hiervoor vermelde feiten geen bezwaren hebben aangevoerd zal ook het Hof van die feiten uitgaan. Daaraan voegt het Hof nog de volgende feiten toe.
Belanghebbende is enig aandeelhouder van [A] B.V. (hierna: [A]), een stamrecht-B.V. die door belanghebbende is opgericht in het kader van de beëindiging van zijn dienstbetrekking bij [B 1] B.V. (hierna: [B 1]). [A] heeft de auto die belanghebbende tijdens zijn dienstbetrekking bij [B 1] ter beschikking stond (hierna: de auto) per 1 februari 2010 van [B 1] overgenomen.
Na zijn ontslag bij [B 1] is belanghebbende via een B.V., onder de naam [C] B.V. (hierna: [C] BV), een winkel/webwinkel in [C] begonnen. De door [B 1] overgenomen auto is aan [C] BV verhuurd.
Ter zitting in hoger beroep heeft belanghebbende omtrent zijn werkzaamheden voor [C] BV het volgende verklaard:
“Op uw vraag of ik bij de [C] BV in dienst ben getreden, antwoord ik dat ik geen formeel dienstverband had. Ik heb geen salaris ontvangen. Dit heb ik in de stukken genoemd. Ik werkte in de winkel, dus voor de onderneming van de [C] BV en ik was bestuurder van die BV”
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of aan belanghebbende terecht de naheffingsaanslagen LB 2009, 2010 en 2011 zijn opgelegd. Het geschil spitst zich toe op de vraag of belanghebbende heeft doen blijken dat de auto in elk van de onderhavige tijdvakken per jaar voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt.