Home

Gerechtshof Amsterdam, 08-07-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:2659, 12/00540 t/m 12/00544

Gerechtshof Amsterdam, 08-07-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:2659, 12/00540 t/m 12/00544

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
8 juli 2015
Datum publicatie
29 juli 2015
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2015:2659
Zaaknummer
12/00540 t/m 12/00544
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 11

Inhoudsindicatie

Bekendmaking van de aanslagen heeft plaatsgevonden binnen de daarvoor gestelde termijn

Uitspraak

Kenmerken 12/00540 t.e.m. 12/00544

30 april 2015

uitspraken van de tweede meervoudige belastingkamer

op de hoger beroepen van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

tegen de uitspraken in de zaken met kenmerken AWB 10/3607, 10/3608, 10/3609, 10/3610 en 10/5222 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in de gedingen tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van de gedingen

1.1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 30 november 2005 aan belanghebbende voor het jaar 2002 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB) berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 882.705 en bij beschikking een vergrijpboete van € 222.281.

1.1.2.

De inspecteur heeft met dagtekening 30 november 2005 aan belanghebbende voor het jaar 2002 een aanslag premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (hierna: WAZ) opgelegd naar een heffingsgrondslag van € 15.625.

1.2.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 26 oktober 2005 aan belanghebbende voor het jaar 2003 een aanslag IB opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 500.000 en bij beschikking een verzuimboete van € 567.

1.2.2.

De inspecteur heeft met dagtekening 26 oktober 2005 aan belanghebbende voor het jaar 2003 een aanslag WAZ opgelegd berekend naar een heffingsgrondslag van € 24.985 en bij beschikking een verzuimboete ad € 113.

1.3.1.

Met dagtekening 4 januari 2006 heeft de toenmalige gemachtigde van belanghebbende (pro forma) bezwaar gemaakt tegen onder meer de onder 1.1.1 en 1.2.1. genoemde aanslagen en de inspecteur verzocht kopieën van de desbetreffende aanslagbiljetten uit te reiken.

1.3.2.

Met dagtekening 15 juli 2010 heeft belanghebbende beroepen ingesteld tegen het uitblijven van uitspraken op het onder 1.3.1 genoemde bezwaar. Deze beroepen zijn bij de rechtbank ingeschreven onder de kenmerken 10/3607 t.e.m. 10/10/3610.

1.4.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 29 oktober 2009 aan belanghebbende voor het jaar 2006 een aanslag IB opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 320.381 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 2.015.

1.4.2.

Na het tegen de onder 1.4.1 vermelde aanslag gemaakte bezwaar is die aanslag bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 12 oktober 2010, verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 148.257.

1.5.

Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de onder 1.4.2. genoemde uitspraak op bezwaar. Dit beroep is bij de rechtbank ingeschreven onder kenmerk 10/5222.

1.6.

Met dagtekening 10 maart 2011 heeft de inspecteur (alsnog) uitspraken gedaan op de bezwaren tegen de onder 1.1 en 1.2 opgenomen aanslagen en beschikkingen en daarbij de desbetreffende aanslagen en beschikkingen gehandhaafd. De rechtbank heeft de door belanghebbende op 15 juli 2010 ingestelde beroepen tegen het uitblijven van de uitspraken op deze bezwaren op de voet van artikel 6:20, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), mede aangemerkt als beroepen tegen deze uitspraken.

1.7.

Op de beroepen inzake voormelde aanslagen heeft de rechtbank de in de aanhef vermelde uitspraken gedaan met de volgende beslissingen:

“De rechtbank:

-

verklaart de beroepen inzake de aanslagen IB over 2002 en 2003 (10/3607 en 10/3609) gegrond;

-

vernietigt de uitspraken op bezwaar voor zover gericht tegen de verzuimboete en de vergrijpboete;

-

vernietigt de vergrijpboete en de verzuimboete en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

-

verklaart het beroep inzake de aanslag IB 2006 (10/5222) en inzake de WAZ 2002 en 2003 (10/3608 en 10/3610) ongegrond;

-

veroordeelt verweerder tot betaling van een schadevergoeding aan eiser van € 3.000 ;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van ten bedrage van € 874;

- gelast dat verweerder het door betaalde griffierecht van € 41 vergoedt.”

1.8.

De tegen deze uitspraken bij één geschrift ingestelde hoger beroepen zijn ter griffie van het Hof ontvangen op 27 juli 2012, aangevuld bij schrijven van 5 augustus 2012. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.9.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 april 2015. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraken wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraken van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’):

“2.1. Eiser stond van 2 september 1998 tot en met 3 september 2007 in de gemeentelijke

basisadministratie persoonsgegevens ingeschreven op het adres [A-STRAAT] [1] te

[P] . Alle aanslagen, aangiftes en correspondentie van de Belastingdienst zijn in die

periode naar dat adres gestuurd of naar het adres van zijn gemachtigde.

2.2.1.

Op 5 juni 2002 was eiser bij de grensovergang Weil an Rhein-Autobahn in het bezit

van een vervalst Belgisch paspoort [...]

alle op naam gesteld van [A]

, met als geboortedatum [...] . Op 22 augustus 2002 was eiser bij de

grensovergang Waidhaus-Autobahn in het bezit van een vervalst Belgisch paspoort met het

nummer [...] Eiser deed voorkomen alsof die identiteitsbewijzen zijn naam en identiteit weergaven.

De FIOD verbaliseerde in 2003 dat eiser voor financiële transacties onder meer

gebruikmaakte van een Belgisch paspoort met het nummer [...] dat op naam was

gesteld van [A] met de geboortedatum [...] . Als datum van afgifte was

vermeld 10 mei 2001 en op het document was een geldigheidsduur vermeld tot 9 mei 2006;

als woonplaats was vermeld [...] .

2.2.2.

Op 11 mei 2003 heeft de Koninklijke Marechaussee bij de grensovergang Hoek van

Holland een auto aangehouden waarin 93.660 XTC-tabletten werden aangetroffen. In

verband hiermee is eiser op 13 mei 2003 aangehouden door de politie. Eiser werd onder

meer verdacht van het deel uitmaken van een criminele organisatie, oplichting van het bedrijf [...] , oplichting van de [B-Bank] , het bezit van een Belgisch paspoort op een valse naam, het plegen van valsheid in geschrifte door het vervaardigen van onder meer een kopie van een identiteitsbewijs op een valse naam, kopieën van een

levensverzekeringspolisvoorblad en hypotheekakte op een valse naam, een

werkgeversverklaring op een valse naam, een leaseovereenkomst en een voorlopige

koopovereenkomst voor onroerend goed bevattende een valse naam, overtreding van de

Opiumwet door bemoeienis met (transporten van) verdovende middelen en het bezit van

ongezuiverde cocaïne en het bezit van een verboden wapen en de munitie daarvoor.

2.2.3.

Op 13 mei 2003 nam de FIOD een bedrag van € 8.690 aan bankbiljetten en bank- en

giropassen uit de fouillering van eiser in beslag. Het ging om passen die op naam waren

gesteld van niet-natuurlijke personen, al dan niet in combinatie met de naam van eiser, om

passen op naam van de alias van eiser [A] , om een [B-Bank] wereldpas op naam van

[...] [D] , [...]

[...]

Eiser heeft na zijn aanhouding onder meer het volgende verklaard:

“Ik heb geld verdiend met voornamelijk het terughalen van omzetbelasting. Ik leef

hoofdzakelijk van de huurinkomsten van onroerend goed wat wij beheren. We krijgen betaald van de vennootschappen die wij saneren. Wij worden dan betaald door de bestuurders van die te saneren vennootschappen. Ik had eveneens een bedrijf met internetactiviteiten. Ik verleen ook hand en spandiensten voor mensen die in het onroerend goed zitten. Als ik “wij” [zeg][...] dan bedoel ik mijn collega [D] . De vennootschappen die krijg ik van meneer [...] aangereikt.”

En:

“Eveneens in september 2001 heeft [...] mij benaderd om de [E]

Groep over te nemen met als doel het leegtrekken van de vennootschappen die onder de

[E] Groep vallen. Onder leegtrekken versta ik zoveel mogelijk geld eruit halen.”

En:

“Toen ik destijds de [E] Groep van [...] overnam, heeft [...]

mij bepaalde wijsheden toevertrouwd hoe ik middels negatieve aangiften

omzetbelasting geld kon terughalen van de [E] groep. Hij vertelde dat door bepaalde

verkoop facturen uit de administratie te halen en deze niet te boeken in de administratie en

wel zoveel mogelijk inkoopfacturen en kostenbonnen te verzamelen en deze wel te boeken, er

een negatieve aangifte omzetbelasting kan worden opgemaakt en ingediend. Ook werd er

geopperd om valse facturen op te maken en deze als inkoopfacturen van de [E] Groep

te verwerken zodat de aangiften omzetbelasting alleen maar negatiever werden. Er werd [e]en soort schaduwboekhouding gemaakt.”

2.4.

Voor zijn activiteiten maakte eiser gebruik van bedrijven. Eén van zijn werkwijzen was

dat nadat hij een bedrijf had overgenomen, althans daarin een vaste voet had gekregen en

zijn hand had weten te leggen op aangifteformulieren omzetbelasting (hierna: OB), hij per

fax of door middel van het aangifteformulier een gewijzigd toezendadres voor fiscale

bescheiden en een gewijzigd rekeningnummer voor teruggaven aan de Belastingdienst

doorgaf. Daarna werden de daarop volgende blanco aangiften door de Belastingdienst veelal automatisch verzonden naar (postbus)adressen waarover eiser de beschikking had.

2.5.1.

Voor verscheidene (fictieve) bedrijven was eiser bij de Kamer van Koophandel en de

Belastingdienst bekend als bestuurder, aandeelhouder, gevolmachtigde of een combinatie

van deze hoedanigheden. Hieronder volgt een overzicht van de door de FIOD onderzochte

activiteiten en (rechts)personen waarbij de FIOD betrokkenheid van eiser - al dan niet via

stromannen - heeft vastgesteld. Hierbij zijn vermeld bij- en afschrijvingen op bovenvermelde

(onder 2.2.3) bank- en girorekeningen die onder meer verband houden met teruggaven OB.

2.5.2.

[A]

Eiser gebruikte de naam [...] als een valse naam. [...]

2.5.3.

[...]

2.5.4.

[...]

2.5.5.

[...]

2.5.6.

[...]

2.5.7.

[...]

2.5.8.

[...]

2.5.9.

[...]

2.5.10.

[...]

2.5.11.

[...]

2.5.12.

[...]

2.5.13.

[...]

2.5.14.

[...]

2.5.15.

[...]

2.5.16.

[...]

2.5.17.

[...]

2.5.18.

[...]

2.5.19.

[...]

2.5.20.

[...]

2.5.21.

[...]

2.5.22.

[...]

2.5.23.

[...]

2.5.24.

[...]

2.5.25.

[...]

2.5.26.

[...]

2.5.27.

[...]

2.5.28.

[...]

2.5.29.

[...]

2.5.30.

[...]

2.5.31.

[...]

2.5.32.

[...]

2.5.33. (

[...]

2.5.34.

[...]

2.5.35.

[...]

2.5.36.

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

.

[...]

[...]

2.5.37.

[...]

.

2.5.38.

Eiser

Eiser voerde op zijn eigen naam onder meer de rekeningen [...] en [...] . In

2002 en 2003 werd op deze rekeningen in totaal € 320.723,78 bijgeschreven en werden grote

bedragen afgeschreven voor contante opnamen, overboekingen naar andere rekeningen

waarover hij beschikte en overboekingen voor bestedingen. Een deel van het bijgeschreven

bedrag van € 320.723,78 kwam van teruggaven OB aan [E] , [...]

2.5.39.

[D]

was één van eisers medeverdachten. [D] werd onder meer ingezet bij het saneren

van bedrijven. Eiser gebruikte ook zijn naam, als dat zo uitkwam, in het telefoonverkeer. De

FIOD verbaliseerde [D] voor overtredingen van de Opiumwet en voor het (medeplegen

van het) opzettelijk indienen van onjuiste belastingaangiften. [D] is hiervoor

strafrechtelijk veroordeeld.

2.6.

In totaal heeft de Belastingdienst in de jaren 2002 en 2003 een bedrag van € 737.716,51

gestort op de bank- en girorekeningen die aan eiser zijn te relateren of bedrijven waarmee

eiser een relatie had. In een overzicht heeft verweerder een onderverdeling gemaakt voor

2002 en 2003. Daarbij is aangegeven op naam van welk bedrijf de teruggaaf stond en op

welke naam de rekening stond waarop de teruggaaf werd gestort. Ook is aangegeven of eiser

van die rekening het/een pasje in zijn bezit had.

2.6.1.

Jaar 2002

datum teruggaaf OB op naam van op rekening op naam van pasje? -

[...]

totaal 2002 641.973,51

De teruggaaf d.d. 3 september 2002 ten bedrage van € 57.018,14 betreft niet een teruggaaf

omzetbelasting, maar betreft het totaalbedrag van twee teruggaven vennootschapsbelasting die door de Belastingdienst waren bijgeschreven op een rekening van [...] , waarna die zijn overgeboekt naar rekening 9275902 op naam van [A] .

2.6.2.

Jaar 2003

datum teruggaaf OB op naam van op rekening op naam van pasje?

[...]

totaal 2003 95.743,00

2.7.

Hieronder volgt een overzicht van de totale bijschrijvingen en contante opnames in de jaren 2002 en 2003 op genoemde rekeningen:

rekening op naam van pas bij 2002-03 ook OB? af contant

[...]

Voorts hebben van genoemde rekeningen overboekingen plaatsgevonden voor bestedingen, waarvan de bestemming gedeeltelijk kan worden achterhaald:

Rekening Bedrag (in euro), bestemming

[...]

2.8.

Voorts heeft verweerder een overzicht gemaakt van de bedragen die in totaal op bovengenoemde rekeningen zijn gestort of overgemaakt. Daarbij is een uitsplitsing gemaakt voor 2002 en 2003 (in euro’s):

[...]

2.9.

Op 22 oktober 2003 vroeg de FIOD een strafrechtelijk onderzoek aan met als doel om

eiser de hierboven gespecificeerde € 737.716,51 aan wederrechtelijk verkregen voordelen te

ontnemen. Op 29 januari 2004 kondigt de Officier van Justitie aan een vordering tot

ontneming van het door eiser verkregen wederrechtelijk voordeel in te stellen. De Officier

van Justitie heeft het voordeel berekend op € 412.499.

2.10.

Eiser is op 2 februari 2005 in hoger beroep door het gerechtshof Den Haag veroordeeld tot 5½ jaar gevangenisstraf wegens overtreding van de Opiumwet (artikel 2 onder A), het opzettelijk doen van onjuiste aangiften omzetbelasting, valsheid in geschrifte en poging tot oplichting. Hiertegen is geen beroep in cassatie ingesteld.

2.11.

Tussen 26 april 2005 en 6 maart 2007 stortte de Belastingdienst in totaal een bedrag

van € 256.811 aan OB op bankrekeningen die tot eisers beschikking stonden ( [...] en

[B-Bank] ) en die op naam stonden van rechtspersonen waarover eiser de beschikking had.

Van dit bedrag had € 105.426 betrekking op 2006. Tussen 16 juni 2005 en 22 februari 2007

is van deze bankrekeningen in totaal € 183.860 contant opgenomen. Van dit bedrag is een

bedrag van € 146.870 in het jaar 2006 opgenomen. Van deze bankrekeningen werden ook

bedragen overgeboekt naar andere bankrekeningen, waaronder die van [...] , de partner van eiser.

Op 22 februari 2007 nam de FIOD de rekeningen in beslag waarop eiser (onder meer) de OB teruggaven had laten storten. De FIOD verbaliseerde dat uit zijn onderzoek naar voren kwam dat in de periode 26 april 2005 tot en met 6 maart 2007 met betrekking tot een twaalftal rechtspersonen door de Belastingdienst in totaal voor € 256.811,23 aan OB teruggaven waren gestort op rekeningen waarover eiser de beschikking had.

2.12.

Op 31 januari 2005 heeft eiser de aangifte IB 2004 ingediend bij de Belastingdienst te

Heerlen met daarbij gevoegd een zogenoemde detentieverklaring d.d. 31 januari 2005,

waarin staat vermeld dat eiser met ingang van 13 mei 2003 is gedetineerd. Het aangiftebiljet

IB 2004 vermeldt als adres [A-STRAAT] [1] te [P] .

2.13.

Op 15 juli 2005 diende eiser bij de Belastingdienst te Heerlen een T(eruggaaf)-biljet in

over het jaar 2004. Op dat biljet heeft eiser als adres [A-STRAAT] [1] te [P] ingevuld.

2.14.

Op een formulier zorgtoeslag dat was geadresseerd aan [A-STRAAT] [1] te [P]

vroeg eiser op 26 september 2005 zorgtoeslag aan bij de Belastingdienst te Heerlen.

2.15.

Eiser heeft in beroep overgelegd een (niet ondertekende) brief van hemzelf met

dagtekening 9 december 2005, gericht aan de Belastingdienst te Leiden. Deze brief luidt

- voor zover hier van belang - als volgt:

“Middels deze brief wil ik bezwaar maken tegen de door u uitgebrachte mededeling, omtrent

de verlaging van de aanslag IB over het jaar 2001.

Mijn bezwaar ligt in het feit dat ik, bij een groot geluk, TOCH de beschikking heb gekregen

over poststukken, van de belastingdienst, gericht aan mijn voormalig prive-adres te [P] , hoewel dat niet heeft gelegen aan een juiste adressering vanuit de belastingdienst, maar eerder aan een “oplettende postbeambte”.

Aangezien mijn ouders al geruime tijd verzuimen om mijn Post door te sturen ben ik zeer

bevreesd dat ik diverse belangrijke documenten, van onder andere de belastingdienst ben

misgelopen.

Zoals ik reeds in diverse correspondentie met belastingdienst Leiden, en belastingdienst Breda heb aangegeven ben ik sinds 13-05-2003 gedetineerd, en zal gedetineerd zijn tot medio 2007.

Mijn huidige verblijfadres, PI [...] te [Q] heb ik zelfs met grote regelmaat aan diverse belastingdiensten doorgegeven, via aangiften, reacties en gewone adreswijzigingen.

Ik verzoek u dan ook met klem, om in het systeem van de belastingdienst, mijn adres te

wijzigen in

[X] nr. [...]

p/a PI [...]

[Q]

Tevens als onderdeel van mijn bezwaarschrift, verzoek ik u om mij ALLE, door mij gemiste,

correspondentie, aangaande de InkomstenBelasting 2001,2002.2003 en 2004, in kopie toe te

zenden.”

2.16.

Op 15 april 2003 deed eiser aangifte IB 2002 per diskette. Daarbij is een loon

aangegeven van € 22.493 en ingehouden loonbelasting ten bedrage van € 7.924. Eiser heeft

voorts aangifte IB 2006 gedaan op 28 juli 2008. Daarbij is een inkomen in box 1 aangegeven

van € 42.831 en een inkomen in box II van € 2.015.

2.17.

De aanslagen IB en WAZ 2003 zijn aan eiser opgelegd op 26 oktober 2006 naar een

geschat belastbaar inkomen uit werk en woning van € 500.000 respectieve1ijk het maximum

premie-inkomen. Over het jaar 2002 zijn vervolgens op 30 november 2001 aanslagen IB

en WAZ opgelegd, waarbij het inkomen is gecorrigeerd met een bedrag van € 860.212. Het

inkomen in box I is vastgesteld op in totaal € 882.705. Met dagtekening 29 oktober 2009 is

de aanslag IB 2006 opgelegd. Daarbij is het inkomen in box I met een bedrag van € 277.550

gecorrigeerd. Bij uitspraak op bezwaar is deze correctie teruggebracht tot een bedrag van

€ 105.426.”

2.3.

Nu de hiervoor vermelde door de rechtbank vastgestelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan voor zover hieronder (in overwegingen 2.3.1. tot en met 2.3.3.) niet anders aangegeven.

2.3.1.

Het Hof leest ‘aangiftes en correspondentie’ in overweging 2.1. van de rechtbank als ‘aangiftebiljetten en overige correspondentie’.

2.3.2.

De aanslagen IB en WAZ 2003 zijn aan belanghebbende opgelegd met dagtekening 26 oktober 2005, en niet - zoals vermeld in overweging 2.17. van de rechtbank - op 26 oktober 2006.

2.3.3.

Het in overweging 2.8. van de rechtbank opgenomen overzicht bevat overname- en andere fouten. In zijn verweerschrift heeft de inspecteur het volgende, verbeterde overzicht opgenomen:

“rekening credit 2002-03 waarvan 2002 waarvan 2003

[...]

Totaal 2.114.695,82 1.368.435,81 746.260,01”

2.4.

Aan de feiten voegt het Hof nog het volgende toe:

2.4.1.

Het in overweging 2.9. van de rechtbank gemelde bedrag van € 737.716,51 is de som van de bedragen ‘totaal 2002’ € 641.973,51’ en ‘totaal 2003’ € 95.743 genoemd in onderscheidenlijk overwegingen 2.6.1. en 2.6.2. van de rechtbank.

2.4.2.

De in overweging 2.12. van de rechtbank gemelde detentieverklaring is overgelegd als bijlage bij de aangifte IB 2004. Als antwoord op vraag 3 van het aangiftebiljet (“Had u in 2004 Nederlandse inkomsten uit dienstbetrekking”) heeft belanghebbende ‘Nee’ omcirkeld en daarbij geschreven: “zie detentieverklaring!”.

De detentieverklaring is gedagtekend 31 januari 2005 en luidt – voor zover hier van belang:

“Geachte heer/mevrouw

Hierbij verklaren wij dat de heer [X] in P I [...] “vestiging [R] locatie [...] , verblijft [...] 2004

Zijn begindatumdetentie [...] 2003

Betrokkene verblijft hier preventief, hierdoor is zijn einddatum nog niet bekend”

3 Geschil in de hoger beroepen

3.1.

Evenals bij de rechtbank is ten aanzien van de aanslagen IB 2002 en 2003 en de aanslagen WAZ 2002 en 2003 in geschil of deze aanlagen tijdig – dat wil zeggen binnen de termijn van artikel 11, lid 3, AWR – zijn vastgesteld. Meer in het bijzonder betreft dit de vraag of de aanslagen binnen de termijn op de voorgeschreven wijze bekend zijn gemaakt. Indien vorenbedoelde vraag bevestigend wordt beantwoord is ten aanzien van de hiervoor gemelde aanslagen evenals ten aanzien van de aanslag IB 2006 in geschil of de aanslagen naar een te hoog bedrag zijn vastgesteld. De inspecteur heeft ten aanzien van de aanslag IB 2003 nader het standpunt ingenomen dat deze dient te worden verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 478.245.

3.2.

Tussen partijen is niet (meer) in geschil dat de rechtbank de opgelegde boeten terecht heeft vernietigd en dat de rechtbank belanghebbende in verband met de lange behandelingsduur terecht een schadevergoeding van € 3000 heeft toegekend.

3.3.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Ter zitting is daaraan niets toegevoegd.

4 Beoordeling van de geschillen

5 Kosten

6 Beslissingen