Home

Gerechtshof Amsterdam, 04-06-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:2678, 14/14/00797

Gerechtshof Amsterdam, 04-06-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:2678, 14/14/00797

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
4 juni 2015
Datum publicatie
1 juli 2015
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2015:2678
Formele relaties
Zaaknummer
14/14/00797
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-03-2027] art. 8:75

Inhoudsindicatie

Vergoeding voor het bijwonen van een hoorzitting in de bezwaarfase inzake 15 wozprocedures

Een zuiver forfaitair bepaalde vergoeding is niet dermate disproportioneel dat aanleiding bestaat die vergoeding te matigen.

Uitspraak

kenmerk 14/00797

4 juni 2015

uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de heffingsambtenaar van de gemeente Zandvoort, de heffingsambtenaar,

en het incidenteel hoger beroep van

[X] te [Z], belanghebbende,

gemachtigde: A. Oosters (WOZ-Consultants) te Arnhem

tegen

de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 14/887 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) van 25 september 2014, in het geding tussen

belanghebbende.

en

de heffingsambtenaar

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak Hoge Duin en Daalseweg 40 te [P], gemeente Zandvoort, (hierna de Woning) vastgesteld op € 3.120.000 voor het jaar 2013 bij beschikking, gedagtekend 28 februari 2013.

1.2.

Het tegen deze beschikking gemaakte bezwaar is bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 17 januari 2014, gegrond verklaard, waarbij de bij de beschikking vastgestelde waarde is verminderd tot € 2.735.000 en een kostenvergoeding voor de bezwaarfase is toegekend van € 515.

1.3.

De rechtbank heeft het tegen deze uitspraak ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd voor zover deze ziet op de kostenveroordeling en de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van de kosten voor de bezwaarfase tot een bedrag van € 728 en van de kosten van beroep tot een bedrag van € 487.

1.4.

Het tegen deze uitspraak door de heffingsambtenaar ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 3 november 2014, aangevuld bij schrijven van 1 december 2014.

Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend en daarbij incidenteel hoger beroep ingesteld.

1.5.

De heffingsambtenaar heeft bij schrijven van 20 januari 2015 zijn schriftelijke zienswijze omtrent het incidenteel hoger beroep naar voren gebracht.

1.6.

De gemachtigde heeft bij schrijven van 24 maart 2015 een als pleitnota aangemerkt stuk ingezonden. Een afschrift hiervan is naar de wederpartij gezonden.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 april 2015. Zoals ter zitting met partijen is overeengekomen worden de vanaf januari 2015 ingebrachte stukken in de zaak 14/00578 tevens tot de stukken van het onderhavige geding gerekend. Het gaat daarbij om een schrijven van de gemachtigde van 16 maart 2015 (met vijf bijlagen) en een schrijven van de heffingsambtenaar, verzonden op 19 maart 2015.

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

Het Hof stelt de volgende feiten vast:

2.1.

De heffingsambtenaar heeft de WOZ-waarde van de Woning voor het jaar 2013 vastgesteld op € 3.120.000.

2.2.

Na het door de gemachtigde hiertegen ingestelde bezwaar heeft op 6 november 2013 een hoorzitting plaatsgevonden.

2.3.

Tijdens genoemde hoorzitting hebben (een kantoorgenoot van) de gemachtigde en de heffingsambtenaar, naast belanghebbendes bezwaarschrift, van 10.19 uur tot 12.54 uur volgtijdelijk 14 andere bezwaarschriften betreffende 15 WOZ-beschikkingen besproken. Het betrof verschillende – deels in andere gemeenten gelegen – woningen. (De heffingsambtenaar was tevens heffingsambtenaar voor die andere gemeenten.)

Het horen van de gemachtigde in belanghebbendes zaak heeft plaatsgevonden van 12.30 uur tot 12.39 uur.

2.4.

Van de tijdens de hoorzitting besproken woningen zijn bij uitspraak op bezwaar de bezwaren van 6 belanghebbenden (betreffende 7 woningen) gegrond verklaard. Van de ongegrond verklaarde bezwaren zijn er naderhand bij rechtbankuitspraak twee gegrond verklaard.

2.5.

De bij uitspraak op bezwaar toegekende kostenvergoeding van € 515 (zie 1.2) is als volgt gespecificeerd:

(a) Kosten indienen bezwaarschrift

€ 243

(b) Kosten horen bezwaarfase

30

(c) Kosten van een deskundige (taxatie)

242

2.6.

Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld. Het beroep betrof uitsluitend de door de heffingsambtenaar toegekende kostenvergoeding voor de kosten van het horen in de bezwaarfase [zijnde € 30; zie 2.5 onder (b)].

2.7.

De rechtbank heeft belanghebbendes beroep gegrond verklaard en een vergoeding voor de kosten van het horen in de bezwaarfase toegekend. De totale toegekende kostenvergoeding werd derhalve vastgesteld op [€ 243 x (1 punt voor het indienen van een bezwaarschrift + 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting) x 1 (wegingsfactor) + € 242 (kosten deskundige) =] € 728.

Daarnaast heeft de rechtbank de inspecteur veroordeeld in de kosten van belanghebbendes bij de rechtbank ingestelde beroep, welke kosten door de rechtbank werden vastgesteld op [€ 487 x (1 punt voor het indienen van een beroepschrift + 1 punt voor het verschijnen ter zitting) x 0,5 (wegingsfactor)= ] € 487.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

De heffingsambtenaar heeft tegen de rechtbankuitspraak hoger beroep ingesteld. Evenals in eerste aanleg is de hoogte van de aan belanghebbende toe te kennen vergoeding voor het in de bezwaarfase ‘verschijnen hoorzitting’, ex artikel 2, lid 1, onder a van het Besluit proceskosten bestuursrecht (verder het Besluit) jo onderdeel A4, sub 2, van de bij het Besluit behorende bijlage, in geschil. De heffingsambtenaar bepleit op basis van ‘bijzondere omstandigheden’ als bedoeld in artikel 2, lid 3, van het Besluit - ook in hoger beroep - een vergoeding van € 30.

Belanghebbende acht geen ‘bijzondere omstandigheden’ aanwezig en bepleit een vergoeding van € 243.

3.2.

Voor het geval het Hof tot het oordeel komt dat de beslissing van de rechtbank dient te worden vernietigd, stelt de heffingsambtenaar zich op het standpunt dat er op basis van het Besluit (tekst vanaf 1 januari 2015) sprake is van ‘samenhangende zaken’, zodat de vergoeding voor de door belanghebbende in de bezwaarfase gemaakte kosten van rechtsbijstand maximaal € 121,50 (exclusief de kosten van de taxatie ad € 242; zie 2.5) mag bedragen. Dit bedrag specificeert de heffingsambtenaar als volgt:

(1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift + 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting ) x € 243 x 1 (wegingsfactor ) x 1,5 (vanwege 6 samenhangende zaken) : 6 (aantal gegronde bezwaarschriften) = € 121,50 (€ 363,50 inclusief kosten taxatie).

3.3.

Belanghebbende daarentegen stelt zich - ingeval het Hof tot het oordeel komt dat de beslissing van de rechtbank dient te worden vernietigd - op het standpunt dat er (ook) volgens het Besluit (tekst vanaf 1 januari 2015) geen sprake is van samenhangende zaken en dat de rechtbank de kostenvergoeding terecht op € 728 heeft vastgesteld.

3.4.

Belanghebbende heeft incidenteel hoger beroep ingesteld. Hij meent dat de rechtbank bij de vaststelling van de aan hem toe te kennen vergoeding voor diens proceskosten ten onrechte een wegingsfactor van 0,5 heeft toegepast (zie 2.7, 2e alinea). Belanghebbende bepleit een wegingsfactor van één, welk standpunt leidt tot een proceskostenveroordeling van [€ 487 x (1 + 1 ) x 1 (wegingsfactor)= ] € 974.

De heffingsambtenaar acht de door de rechtbank toegepaste wegingsfactor van 0,5 juist.

4 Beoordeling van het geschil in hoger beroep en incidenteel hoger beroep

5 Proceskostenveroordeling

6 Beslissing