Gerechtshof Amsterdam, 07-07-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:2866, 14/00460
Gerechtshof Amsterdam, 07-07-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:2866, 14/00460
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 7 juli 2015
- Datum publicatie
- 22 juli 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2015:2866
- Zaaknummer
- 14/00460
Inhoudsindicatie
Belanghebbende vordert - en krijgt van rechtbank - een dwangsom omdat heffingsambtenaar niet voldoet aan informatieverzoek ex art. 40 WOZ. Hof vernietigt rechtbankuitspraak en verklaart de bestuursrechter onbevoegd om van deze vordering kennis te nemen.
Rechtbank stelt (in 2014) ten onrechte de vergoeding voor (in 2012) in bezwaar gemaakte kosten vast (naar nieuwe tarief).
Uitspraak
Kenmerk 14/00460
7 juli 2015
uitspraak van de tiende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de heffingsambtenaar van de gemeente Castricum,
tegen de uitspraak van 16 mei 2014 in de zaak met kenmerk ALK (het Hof leest: AWB) 13/156 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
[X] , wonende te [Z], belanghebbende
en
de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 31 maart 2012 op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) bij beschikking de waarde van belanghebbendes woning (verder de Woning) voor het belastingjaar 2012 vastgesteld op € 427.00 (verder de WOZ-beschikking).
Belanghebbende heeft bij faxbericht van 12 mei 2012 bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking en tevens de heffingsambtenaar ex artikel 40, lid 1, Wet WOZ verzocht om toezending van waardegegevens van bepaalde onroerende zaken.
Bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 6 december 2012, heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende gegrond verklaard, de vastgestelde WOZ-waarde verlaagd tot € 414.000 en belanghebbende een kostenvergoeding voor de in de bezwaarfase gemaakte proceskosten toegekend van € 218.
Bij fax van 11 december 2012 heeft belanghebbende de heffingsambtenaar in gebreke gesteld vanwege het niet toezenden van de gevraagde waardegegevens.
Bij uitspraak van 16 mei 2014 heeft de rechtbank als volgt beslist:
- -
-
verklaart het beroep gegrond;
- -
-
vernietigt de bestreden uitspraak;
- -
-
stelt de WOZ-waarde van deze woning voor het belastingjaar 2012 vast op € 400.000;
- -
-
vermindert de aanslag onroerende zaakbelasting voor het belastingjaar 2012 tot een aanslag berekend naar een WOZ-waarde van € 400.000;
- -
-
veroordeelt [de heffingsambtenaar] in de door [belanghebbende] in bezwaar gemaakte proceskosten van € 243;
- -
-
veroordeelt [de heffingsambtenaar] in de door [belanghebbende] in beroep gemaakte proceskosten van € 974;
- -
-
bepaalt dat de betaling van de proceskosten in bezwaar minus het al betaalde deel en de proceskosten in beroep zijnde in totaal € 1.192, dient te geschieden aan [belanghebbende];
- -
-
stelt vast dat [de heffingsambtenaar] aan [belanghebbende] een dwangsom heeft verbeurd van € 1.260;
- -
-
draagt [de heffingsambtenaar] op dit bedrag aan [belanghebbende] te vergoeden;
- -
-
draagt [de heffingsambtenaar] op het betaalde griffierecht van € 42 aan [belanghebbende] te vergoeden.
Het tegen deze uitspraak door de heffingsambtenaar ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 3 juli 2014, en aangevuld bij brief van 22 juli 2014. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juni 2015. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
Het Hof stelt de feiten - voor zover in hoger beroep nog van belang - als volgt vast:
In de fax van 12 mei 2012 maakt belanghebbendes gemachtigde niet alleen bezwaar tegen de WOZ-beschikking, maar schrijft hij tevens:
“Conform artikel 40, eerste lid [Wet WOZ] verzoek ik u mij, in verband met een gerechtvaardigd fiscaal belang, de waardegegevens te verstrekken van [A-straat] 19, 15, [A-straat] 10 en 14.” (verder het info-verzoek).”
In zijn aan de heffingsambtenaar gerichte fax van 11 december 2012, met als onderwerp “In gebreke stelling & Hoorzitting”, schrijft belanghebbendes gemachtigde:
“Ik wil u erop wijzen dat de wettelijke termijn voor het beslissen op [het info-verzoek] 7 juli 2012 is verstreken. Wanneer u niet binnen 2 weken na ontvangst van dit formulier alsnog een beslissing neemt, dan bent u een dwangsom aan mij […] verschuldigd.”
In belanghebbendes door de gemachtigde opgesteld beroepschrift staat (nummering door Hof toegevoegd):
“Hierbij teken ik […] beroep aan tegen de uitspraak op bezwaar […]
I. Dit beroep is gericht tegen de nader vastgestelde waarde WOZ-waarde […]
II. het niet verstrekken van verzochte waardegegevens, conform artikel 40, lid 1 Wet woz, ondanks het in gebreke stellen van de gemeente Castricum per 11 december.
III. Tevens is dit beroep ingesteld met de vraag aan uwe edelachtbare om de verschuldigde dwangsom, te betalen door de gemeente Castricum, wegens het uitblijven van het verstrekken van de waardegegevens, vast te stellen
IV. en de gemeente Castricum te gelasten deze dwangsom te betalen en
V. tevens de gemeente Castricum te gelasten om alsnog de verzochte waardegegevens te verstrekken, conform artikel 40, eerste lid van de Wet woz, in verband met een gerechtvaardigd fiscaal belang, van de volgende woningen alle gelegen in de gemeente Castricum: [A-straat] 19, 15, [A-straat] 10 en 14 […] zoals reeds eerder in het bezwaar […] is verzocht.
De navolgende punten vormen hiervoor de basis: […]
De in gebreke stelling aan de gemeente, gedateerd 11 december 2012, vanwege het niet verstrekken van de gevraagde waardege[ge]vens […] om een goede beoordeling van de woz-waarde is niet nagekomen. Derhalve verzoekt […] belanghebbende aan de rechtbank om de gemeente Castricum te gelasten de dwangsom vast te stellen welke behoor[t] bij de reeds verstreken termijn lopende vanaf de in gebrekestelling vanaf 11 december 2012.”
Het Hof verstaat het beroepschrift aldus
- -
-
a) dat het voor wat betreft onderdeel I de bij de WOZ-beschikking vastgestelde waarde betreft; en
- -
-
b) dat het voor het overige gericht is tegen het niet-tijdig door de heffingsambtenaar nemen van een beschikking op het info-verzoek, bij welke beschikking de heffingsambtenaar een dwangsom ex artikel 4:18 Algemene wet bestuursrecht (verder de Awb) had moeten vaststellen (hierna ook de dwangsombeschikking); en dat belanghebbende in zijn beroepschrift tevens een verzoek doet als bedoeld in artikel 8:55c Awb (verder het 8:55-Verzoek) en 8:55d Awb.
Bij brief van 18 maart 2013 heeft de rechtbank van de heffingsambtenaar de in het info-verzoek gevraagde gegevens ontvangen, welke gegevens de rechtbank op 21 maart 2013 aan belanghebbende heeft doorgezonden.
In de bestreden uitspraak heeft de rechtbank onder andere beslist:
- -
-
stelt vast dat [de heffingsambtenaar] aan [belanghebbende] een dwangsom heeft verbeurd van € 1.260;
- -
-
draagt [de heffingsambtenaar] op dit bedrag aan [belanghebbende] te vergoeden;
Het Hof verstaat deze beslissing van de rechtbank aldus (1) dat zij belanghebbendes beroep tegen het niet-tijdig nemen door de heffingsambtenaar van de dwangsombeschikking gegrond acht, (2) dat de rechtbank belanghebbendes 8:55c-Verzoek heeft ingewilligd, en (3) de dwangsom ex art 8:55c Awb heeft vastgesteld op € 1.260.
3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en daarbij - voor zover in hoger beroep nog van belang het volgende overwogen:
“Het beroep tegen het achterwege blijven van toezending van de waardegegevens […]
2. Ingevolge artikel 4:17, eerste lid, […] (Awb) verbeurt het bestuursorgaan, indien een beschikking op aanvraag niet tijdig wordt gegeven, een dwangsom voor elke dag dat het in gebreke is, doch voor ten hoogste 42 dagen. […]
3. Vast staat dat de gevraagde gegevens niet binnen de gestelde termijn van twee weken en ook niet binnen 42 dagen na het verstrijken van de twee weken termijn, zijn verstrekt zodat een maximale dwangsom is verbeurd van € 1.260. Ook staat vast dat door de verschuldigdheid en de hoogte van de dwangsom niet door [de heffingsambtenaar] is vastgesteld. De rechtbank zal daarom doen hetgeen [de heffingsambtenaar] had moeten doen en de verschuldigde dwangsom vaststellen op € 1.260 en bepalen dat [de heffingsambtenaar] gehouden is dit bedrag aan [belanghebbende] uit te keren. […]
11. De rechtbank zal […] de WOZ-waarde van [belanghebbendes] woning voor het belastingjaar 2012, uitgaande van de waardepeildatum 1 januari 2011, vaststellen op € 400.000
12. […] de door [belanghebbende] in bezwaar gemaakte proceskosten […] stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht […] voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 243 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 243 en een wegingsfactor 1). De waarde van één punt is voor belastingzaken met ingang van 1 januari 2014 vastgesteld op € 243. Nu de wetgever op dit punt niet in overgangsrecht heeft voorzien, past de rechtbank dit nieuwe tarief toe. [De heffingsambtenaar] dient terzake € 25 aanvullend aan [belanghebbende] te betalen.”