Gerechtshof Amsterdam, 23-07-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:3149, 14-00776
Gerechtshof Amsterdam, 23-07-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:3149, 14-00776
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 23 juli 2015
- Datum publicatie
- 5 augustus 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2015:3149
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:278
- Zaaknummer
- 14-00776
- Relevante informatie
- Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 27e, Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 67a, Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst [Tekst geldig vanaf 01-01-2016] [Regeling ingetrokken per 2016-01-01] art. 21
Inhoudsindicatie
Vereiste aangifte niet gedaan. Niet gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is. Aanslag berust op redelijke schatting. Gelet op aard en ernst van het gepleegde
verzuim, opgelegde verzuimboete uit een oogpunt van normhandhaving passend en geboden.
Uitspraak
kenmerk 14/00776
23 juli 2015
uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[Stichting X] te [Z] , belanghebbende,
gemachtigde: G. Veldhuisen te Amsterdam,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 14/229 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) van 5 september 2014 in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst kantoor Amsterdam, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2010 een aanslag vennootschapsbelasting (vpb) opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 5.000. Gelijktijdig met deze aanslag heeft de inspecteur bij afzonderlijke beschikkingen een verzuimboete opgelegd ter grootte van € 2.460 en € 67 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 2 december 2013, de aanslag, de beschikking heffingsrente en de verzuimboete gehandhaafd.
Bij uitspraak van 5 september 2014 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 17 november 2014. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juli 2015. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in de onderdelen 1 tot en met 4 van haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin (evenals in de later in deze uitspraak geciteerde overwegingen van de rechtbank) aangeduid als ‘eiseres’, de inspecteur als ‘verweerder’.
“1. Op of omstreeks 1 maart 2011 is aan eiseres een uitnodiging gestuurd om vóór 1 juni 2011 aangifte vpb (hierna: de aangifte) te doen over het jaar 2010. Na verleend uitstel voor het indienen van de aangifte tot 1 november 2011 heeft verweerder met dagtekening 23 november 2011 aan eiseres een herinnering gestuurd om uiterlijk 7 december 2011 aangifte voor het jaar 2010 te doen.
2. Na nogmaals verleend uitstel voor het doen van aangifte tot 1 februari 2012 heeft verweerder eiseres bij brief met dagtekening 21 februari 2012 aangemaand om binnen 10 werkdagen alsnog aangifte te doen. Binnen die termijn is de aangifte niet ingediend. Eiseres heeft ook nadien geen aangifte ingediend.
3. Eiseres heeft een uitdraai overgelegd van het digitaal ingediende schattingsformulier vennootschapsbelasting 2010, dagtekening 31 augustus 2010, waarop voor dat jaar een geschatte belastbare winst, tevens geschat belastbaar bedrag van € 10.000 negatief is vermeld.
4. Verweerder heeft met dagtekening 6 juli 2013 de aanslag ambtshalve vastgesteld naar een belastbare winst, tevens belastbaar bedrag van € 5.000. Bij aparte beschikking is aan eiseres een verzuimboete opgelegd ten bedrage van € 2.460 wegens het niet doen van aangifte.”
Nu tegen de feitenvaststelling door de rechtbank, als hiervoor vermeld, door partijen geen bezwaren zijn ingebracht, gaat ook het Hof van die feiten uit.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of verweerder de belastbare winst terecht heeft vastgesteld op € 5.000. Verder is in geschil of de boete terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.