Home

Gerechtshof Amsterdam, 23-06-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:3511, 14/00325 en 14/00326

Gerechtshof Amsterdam, 23-06-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:3511, 14/00325 en 14/00326

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
23 juni 2015
Datum publicatie
9 september 2015
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2015:3511
Formele relaties
Zaaknummer
14/00325 en 14/00326
Relevante informatie
Wet op de omzetbelasting 1968 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 11

Inhoudsindicatie

Belanghebbende exploiteert een digitaal handelsplatform: een zogenoemd multilateral trading facility (MTF) voor aandelen en opties ten behoeve van zowel particuliere beleggers als professionele handelaren. In dat kader heeft belanghebbende een zogenoemde marketplace for hire (M4H) afgenomen van een onderdeel van de grootste beursonderneming van de wereld (Y) inclusief een zogenoemde full exchange service. Die service omvat de volgende diensten: de licentie voor het gebruik van de benodigde hard- en software; de configuratie en implementatie van M4H naar de wensen en voorwaarden van belanghebbende; het feitelijk opereren en beheer van het handelsplatform. In hoger beroep is in geschil of de (verlegde) diensten die belanghebbende van Y afneemt zijn vrijgesteld op de voet van artikel 11, eerste lid, onderdeel i, ten tweede, Wet OB (handelingen inzake effecten en andere waardepapieren) of subsidiair op de voet van artikel 11, eerste lid, onderdeel i, ten tweede, van de Wet OB (bemiddeling bij handelingen inzake effecten en andere waardepapieren). Het Hof oordeelt dat het hier om een combinatie van prestaties gaat, namelijk de terbeschikkingstelling van de M4H enerzijds en het operationaliseren van de M4H anderzijds. Deze elementen zijn zodanig nauw verbonden dat zij als één enkele economische prestatie moeten worden aangemerkt. Deze prestatie beperkt zich, aldus het Hof, tot het verrichten van uitvoerende c.q. technische dienstverlening. Dergelijke diensten kunnen niet delen in de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdeel i, onder 2°, van de Wet OB. Echter, ook als de visie van belanghebbende zou zijn gevolgd, waarin de operationalisering van de M4H, ofwel de (vrijgestelde) matching van vraag en aanbod aan Y zou worden toegerekend, zou het Hof niet tot een ander oordeel zijn gekomen nu de prestatie van Y bestaat uit twee delen die, zo zij afzonderlijk worden beschouwd, op hetzelfde niveau moeten worden geplaatst zodat ook in dat geval aan een beroep op de vrijstelling, die eng moet worden uitgelegd, niet meer wordt toegekomen. Ook kunnen de handelingen van de beursonderneming niet worden aangemerkt als bemiddelingsactiviteiten bij verkoop van effecten (aandelen/derivaten).

Uitspraak

Kenmerken 14/00325 en 14/00326

23 juni 2015

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

Fiscale eenheid [X] N.V., [Y] B.V., c.s. te [Z] , belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerken AWB 13/1217 en 13/1397 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.1.

Aan belanghebbende is voor het tijdvak 1 januari 2009 tot en met 31 december 2010, met dagtekening 30 december 2011, een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd voor een bedrag van € 524.913. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag van € 17.860 berekend. Bij beschikking is een verzuimboete van € 4.537 opgelegd.

1.1.2.

Belanghebbende heeft over het tijdvak 1 juli 2012 tot en met 30 september 2012 € 184.339 omzetbelasting op aangifte voldaan.

1.2.1.

Na tegen de onder 1.1.1 genoemde naheffingsaanslag en boetebeschikking gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 30 januari 2013, het bezwaar ongegrond verklaard.

1.2.2.

Na tegen de onder 1.1.2 voldoening op aangifte gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 4 maart 2013, het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Bij uitspraak van 7 april 2014 heeft de rechtbank als volgt beslist, waarbij belanghebbende als eiseres wordt aangeduid en de inspecteur als verweerder:

“De rechtbank:

-

verklaart het beroep met het nummer AWB 13/1217 gegrond;

-

vernietigt de uitspraak op bezwaar van 30 januari 2013 voor zover die betrekking heeft op de verzuimboete;

-

vernietigt de verzuimboete en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

-

veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 1.475,40;

-

gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 318 vergoedt;

-

verklaart het beroep met het nummer AWB 13/1397 ongegrond.”

1.4.

Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, bij het Hof ingekomen op 29 april 2014. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft nadere stukken ingediend, bij het Hof op 29 april 2015 ingekomen.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 mei 2015. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld, waarbij de belanghebbende wordt aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’:

“Eiseres bestaat met ingang van 19 januari 2009 uit drie vennootschappen, [X] B.V. (na 9 maart 2012: [X] N.V.), [Y] B.V. en, met ingang van 7 januari 2010, [W] B.V. [W] is een afkorting van [naam] , een initiatief van [V-bank] en [O] . Dit initiatief is ontstaan na de inwerkingtreding van Richtlijn 2004/39/EG betreffende markten voor financiële instrumenten (hierna: MiFID), die tot doel had om concurrentie tussen handelsplatformen en ‘best execution’ te bevorderen. [W] is opgericht met het doel om een alternatief, digitaal handelsplatform te bieden voor aandelen en opties en daarmee de concurrentie aan te gaan met andere handelsplatformen, zoals [handelsplatform] . De voorwaarde van ‘best execution’ houdt in dat [W] ervoor zorgt dat particuliere beleggers onder de best mogelijke voorwaarden de uitvoering van hun orders in verschillende financiële instrumenten kunnen laten verzorgen. Deze voorwaarden betreffen niet alleen de prijs, maar ook de kosten en de snelheid van uitvoering. [W] bedient zowel particuliere beleggers als professionele handelaren en maakt gebruik van MiFID om dienstverlening aan te bieden van hoge kwaliteit in een sterk concurrerende omgeving.

[Y] B.V. heeft een brokervergunning van de AFM en exploiteert een Smart Order Router (SOR).

[W] B.V. exploiteert onder de handelsnamen [W] BV en [W] MTF een multilaterale handelsfaciliteit (multilateral trading facility, MTF). De Wet op het financieel toezicht (hierna: Wft) definieert een MTF als volgt:

“een door een beleggingsonderneming geëxploiteerd multilateraal systeem dat meerdere koop- en verkoopintenties van derden met betrekking tot financiële instrumenten, binnen dit systeem en volgens de niet-discretionaire regels, samenbrengt op zodanige wijze dat er een overeenkomst uit voortvloeit overeenkomstig de geldende regels inzake de vergunningverlening en het doorlopend toezicht.”

Het multilateraal systeem dient te bestaan uit een geheel van regels inzake lidmaatschap, toelating van instrumenten tot de handel, handel tussen leden, meldingsverplichtingen en waar van toepassing transparantieverplichtingen en – optioneel – een technisch systeem. Het systeem heeft deelnemers (kopers en verkopers) met betrekking tot financiële instrumenten die elkaars tegenpartij willen zijn op de MTF. De interactie tussen verschillende intenties mag door de bestaande regels, protocollen en werkingsprocedures op geen enkele wijze worden beïnvloed. Het systeem van de MTF dient ook te voorzien in een systeem voor de afwikkeling (clearing en settlement) van transacties. De exploitant van de MTF dient over een vergunning van de AFM te beschikken. [W] B.V. beschikt sinds 6 april 2010 over een vergunning van de AFM. Tussen partijen is niet in geschil dat de diensten van [W] B.V. zijn vrijgesteld van omzetbelasting.

Ten behoeve van [W] MTF heeft eiseres diensten ingekocht van [beursonderneming] AB te [S] , [N] (hierna: [beursonderneming] ). [X] B.V. en [beursonderneming] hebben een ‘Services Agreement’ gesloten die is goedgekeurd en erkend door [W] B.V.

[beursonderneming] is onderdeel van [beurs] Group. Inc., de grootste beursonderneming van de wereld die 24 handelsplatformen (waaronder de eigen beurzen in de [M] en enkele Europese effectenbeurzen), drie clearing houses en vijf central securities depositories exploiteert. [beursonderneming] biedt ook handelsplatformen aan voor de verhuur, marketplace for hire (M4H) voor alle belangrijke beleggingscategorieën.

Eiseres heeft ervoor gekozen om van [beursonderneming] een M4H af te nemen. De overeenkomst tussen [beursonderneming] en [X] N.V. van 26 maart 2009 behelst een full exchange service, die uit de volgende diensten bestaat:

- de licentie voor het gebruik van de benodigde hard- en software;

- de configuratie en implementatie van M4H naar de wensen en voorwaarden van eiseres;

- het feitelijk opereren en beheer van het handelsplatform, waarbij eiseres eindverantwoordelijk is voor het naleven van de regels conform de Wft en MiFID.

[beursonderneming] brengt voor haar diensten diverse fees in rekening aan eiseres. Een deel bestaat uit vaste fees, namelijk voor de configuratie en implementatie van verschillende fases van het handelsplatform, inclusief hard- en software en voor infrastructuuronderhoud en

-wijzigingen. Een deel bestaat uit variabele fees voor het opereren van het handelsplatform, die afhankelijk zijn van het aantal transacties (verbijzonderd naar cash market, derivative market en derivative market clearing fee). De derivative market clearing fee wordt gedeeld tussen [beursonderneming] en [F-bank] N.V. (hierna: [F-bank] ), per 1 juli 2010 [A-bank] N.V.

Op de facturen heeft [beursonderneming] verwezen naar artikel 44 van de Btw-richtlijn en naar de verleggingsregeling. [beursonderneming] heeft de diensten die zij aan eiseres verleent verwerkt in de listing die zij op de voet van artikel 262 van de Btw-richtlijn in [N] moet indienen.

[beursonderneming] heeft in het tijdvak 1 januari 2009 tot en met 31 december 2010 in totaal € 4.456.890 aan eiseres gefactureerd. Eiseres heeft € 321.896 aan omzetbelasting op aangifte voldaan. Verweerder heeft voor het verschil een naheffingsaanslag opgelegd.

Eiseres heeft in de aangifte omzetbelasting voor het derde kwartaal van 2012 € 139.677 vermeld als verschuldigd terzake van de diensten van [beursonderneming] en € 38.869 terzake van de diensten van [Q] SA gevestigd in [F] . Tegen de voldoening van deze bedragen heeft eiseres bezwaar ingesteld. Het verschil, € 5.793 (€ 184.339 - (€ 139.677 + € 38.869)), is niet in geschil. In beroep is de voldoening van omzetbelasting over de diensten van [Q] SA niet in geschil.”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In hoger beroep is primair in geschil het antwoord op de vraag of de diensten die belanghebbende van [beursonderneming] afneemt, welke diensten op grond van de zogenoemde verleggingsregeling naar belanghebbende zijn verlegd, zijn vrijgesteld op de voet van artikel 11, eerste lid, onderdeel i, ten tweede, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB) als zijnde handelingen inzake effecten en andere waardepapieren. Subsidiair is in geschil of de diensten die eiseres van [beursonderneming] ontvangt zijn vrijgesteld op de voet van artikel 11, eerste lid, onderdeel i, ten tweede, van de Wet OB als zijnde bemiddeling bij handelingen inzake effecten en andere waardepapieren. Meer subsidiair is in geschil of het beginsel van de fiscale neutraliteit ertoe leidt dat de diensten die eiseres van [beursonderneming] ontvangt zijn vrijgesteld van omzetbelasting. Partijen hebben ter zitting verklaard dat in hoger beroep nog in geschil is een bedrag € 95.015.

3.2.

Voor de onderbouwing van de standpunten van partijen verwijst het Hof naar de stukken van het geding en hetgeen partijen daaraan ter zitting hebben toegevoegd.

4 De overwegingen van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing