Gerechtshof Amsterdam, 12-02-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:382, 13/00712
Gerechtshof Amsterdam, 12-02-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:382, 13/00712
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 12 februari 2015
- Datum publicatie
- 26 maart 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2015:382
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2013:9659, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:320, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 13/00712
- Relevante informatie
- Successiewet 1956 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 24
Inhoudsindicatie
Verkoop woning met een WOZ-waarde van € 258.000 voor € 250.000, waarvan tegelijkertijd met de verkoop € 40.000 van de koopsom wordt kwijtgescholden, levert samenstel van rechtshandelingen op. Het object van schenking is een woning waarvoor het waarderingsvoorschrift van artikel 21, lid 5, SW geldt. Toepassing van artikel 24, lid 2, SW 1956 leidt er toe dat aan het deel van de schenking waarover overdrachtsbelasting is verschuldigd van de vrijstelling € 40.000/€ 48.000 * € 5.000 = € 4.166,67 wordt toegerekend. De te verrekenen overdrachtsbelasting bedraagt € 35.833,33/€ 40.000 * € 2.400 = € 2.150.
Uitspraak
kenmerk 13/00712
12 februari 2015
uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z], belanghebbende,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 12/4079 van de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst Rotterdam,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 9 mei 2012 aan belanghebbende voor een schenking in het jaar 2010 een aanslag schenkbelasting opgelegd tot een bedrag van € 1.075.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 7 augustus 2012, de aanslag gehandhaafd.
Bij uitspraak van 2 oktober 2013, heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 11 november 2013, aangevuld met op 12 november 2013 ontvangen stukken. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 januari 2015. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
Op 26 juli 2010 levert[AX]een woning aan zijn dochter, belanghebbende, en haar echtgenoot, [XY]. De koopsom bedraagt € 250.000. Over deze koopsom is 6% overdrachtsbelasting, zijnde € 15.000, betaald. Van de koopsom is een bedrag van € 40.000 kwijtgescholden.
Belanghebbende en [XY] doen aangifte van een schenking van € 40.000 gedaan door[AX]. Tevens verzoeken zij in de aangifte om verrekening van de betaalde overdrachtsbelasting op grond van de samenloopregeling van artikel 24, tweede lid, van de Successiewet 1956 (hierna: SW).
De WOZ-waarde van de onroerende zaak bedraagt voor het jaar 2010 € 258.000.
De inspecteur is van de aangifte afgeweken. De schenking aan belanghebbende en haar echtgenoot is door de inspecteur berekend op € 48.000, uitgaande van de WOZ-waarde van de onroerende zaak van € 258.000. De inspecteur heeft de aanslagen schenkbelasting als volgt berekend:
WOZ-waarde onroerende zaak € 258.000
Koopsom € 250.000
------------
Verschil € 8.000
Bij: kwijtschelding € 40.000
------------
Totale bevoordeling € 48.000
Af: vrijstelling € 5.000
------------
Belast € 43.000
Schenkbelasting hierover bedraagt 10% € 4.300
Af: verrekening overdrachtsbelasting € 2.149 -/-
-------------
Schenkbelasting € 2.151
Voor de verrekening van overdrachtsbelasting neemt de inspecteur een deel van de vrijstelling voor de schenkbelasting in aanmerking. Hij berekent dit deel op
€ 40.000/€ 48000 * € 5.000 = € 4.166,67. De te verrekenen overdrachtsbelasting berekent hij op (€ 40.000 -/- € 4.166,67)/€ 250.000 * € 15.000 = € 2.149.
In de toelichting bij de aanslag is vermeld dat voor de schenkbelasting partners worden gezien als één persoon. Met inachtneming van artikel 26 SW is aan belanghebbende een aanslag opgelegd met een te betalen bedrag van € 1.075.
3 Geschil in hoger beroep
Tussen partijen is in geschil de omvang van de schenking en de omvang van het bedrag van de overdrachtsbelasting dat in mindering strekt van de schenkbelasting.
Belanghebbende stelt primair dat de woning is verkregen krachtens koop en niet krachtens schenking, zowel civielrechtelijk als voor toepassing van de SW, ook als zou moeten worden uitgegaan van een samenstel van rechtshandelingen.
De gift bedraagt € 40.000. Met inachtneming van de vrijstelling van € 5.000 en toepassing van artikel 24, lid 2, SW bedraagt het totaal door belanghebbende en haar echtgenoot te betalen schenkbelasting volgens belanghebbende
schenkbelasting 10% = € 3.500
overdrachtsbelasting over € 35.000 = € 2.100
totaal schenkbelasting € 1.400
Schenkbelasting voor belanghebbende € 700
Belanghebbende stelt subsidiair dat, uitgaande van een samenstel van rechtshandelingen en toepassing van artikel 21, lid 5, SW dat de totale schenking bedraagt:
40/250 * € 258.000 € 41.280
schenkbelasting 10% over € 36.280 € 3.628
verrekening overdrachtsbelasting
36,28/258 * € 15.000 € 2.108
totaal schenkbelasting € 1.520
Schenkbelasting voor belanghebbende € 760
De inspecteur stelt dat de verkoop van de woning en de kwijtschelding van de koopsom samengestelde rechtshandelingen zijn. Daardoor moet worden uitgegaan van schenking van een woning en is de waarderingsregel van art. 21, lid 5, SW van toepassing. De inspecteur concludeert dat de uitspraak op bezwaar juist is en dat de aanslag moet worden gehandhaafd.