Home

Gerechtshof Amsterdam, 29-09-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:4022, 14/00994 en 14/00995

Gerechtshof Amsterdam, 29-09-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:4022, 14/00994 en 14/00995

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
29 september 2015
Datum publicatie
7 oktober 2015
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2015:4022
Zaaknummer
14/00994 en 14/00995
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-08-2023 tot 01-01-2024] art. 8:75

Inhoudsindicatie

Op één aanslagbiljet staande beschikkingen gelden voor de toepassing van de proceskostenvergoeding als één zaak (ECLI:NL:HR:2013:BZ6822).

Uitspraak

kenmerk 14/00994 en 14/00995

29 september 2015

uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] , belanghebbende,

gemachtigde: mr. A. Bakker (Maatschap WOZ juristen) te Rotterdam,

tegen

de uitspraak in de zaken AWB 14/637 en AWB 14/638 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) van 5 december 2014 in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Zaanstad, de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking met dagtekening 31 maart 2013 op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet woz) de waarde van de onroerende zaken [woning 1] (hierna ook: woning 1) en [woning 2] (hierna ook: woning 2) voor het kalenderjaar 2013 vastgesteld op respectievelijk € 148.000 en € 185.000, beide naar de waardepeildatum 1 januari 2012.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft belanghebbende in verband met het uitblijven van een uitspraak op bezwaar bij brief van 9 januari 2014 de heffingsambtenaar in gebreke gesteld.

1.3.

Bij brief van 2 februari 2014 heeft belanghebbende beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar.

1.4.

Bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 5 februari 2014 heeft de heffingsambtenaar het bezwaarschrift ten aanzien van woning 1 gegrond verklaard en de waarde verminderd tot € 127.000. In hetzelfde geschrift heeft de heffingsambtenaar het bezwaar betreffende woning 2 niet-ontvankelijk verklaard. De heffingsambtenaar heeft een proceskostenvergoeding toegekend van in totaal € 486 (1 punt voor het bezwaarschrift en 1 punt voor de hoorzitting met een waarde per punt van € 243 en wegingsfactor 1).

1.5.

Bij beschikking met dagtekening 13 februari 2014 heeft de heffingsambtenaar aan belanghebbende medegedeeld dat op de voet van artikel 4:17 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een dwangsom wordt vergoed van € 240 (12 x € 20).

1.6.

De rechtbank heeft in het onder 1.3 vermelde beroep en in de tegen onder 1.4 en 1.5 vermelde besluiten ingestelde beroepen in haar uitspraak van 5 december 2014, waarin belanghebbende is aangeduid als eiser en de heffingsambtenaar als verweerder, het volgende beslist:

“De rechtbank:

- verklaart de beroepen tegen het niet tijdig nemen van een uitspraak op bezwaar niet-ontvankelijk;

- verklaart de beroepen tegen de dwangsombeschikking gegrond;

- vernietigt de dwangsombeschikking van 13 februari 2014;

- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 310 is verschuldigd;

- bepaalt dat haar uitspraak voor zover deze ziet op de dwangsom in de plaats treedt van de dwangsombeschikking;

- verklaart het beroep tegen de uitspraak op bezwaar van 5 februari 2014 voor zover deze ziet op woning 1 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar van 5 februari 2014 voor zover deze ziet op de bezwaren tegen de WOZ-waarde van woning 2;

- bepaalt dat haar uitspraak voor zover deze ziet op de WOZ-waarde van woning 2 in de plaats treedt van het vernietigde deel van de uitspraak op bezwaar van 5 februari 2014;

- verklaart het beroep tegen de uitspraak op bezwaar voor het overige ongegrond;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.217;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 90 (tweemaal € 45) aan eiser te vergoeden.”

1.7.

Het tegen de in deze uitspraak vervatte beslissingen inzake woning 2, de dwangsom en de proceskosten ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 12 december 2014. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.8.

De gemachtigde van belanghebbende heeft nadere stukken ingediend, bij het Hof ingekomen op 17 maart 2015. De heffingsambtenaar heeft nadere stukken ingediend bij het Hof ingekomen op 27 juli 2015. Van beide stukken zijn afschriften naar de wederpartij gezonden.

1.9.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 augustus 2015. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

Het Hof ziet aanleiding de feiten als volgt vast te stellen.

Belanghebbende heeft woning 2, waarvan hij de eerste bewoner is, op 2 december 2011 gekocht voor € 199.000 (hierna ook: de woning). Deze woning bevindt zich in een appartementencomplex; nabij het complex zijn parkeerplaatsen. Voorts bevindt zich in de naaste omgeving van het complex een fietsbrug over het water; in de zomer wordt vanaf de brug in het water gesprongen.

3 Geschil in hoger beroep

Evenals bij de rechtbank is voor het Hof in geschil:

-

a) of de dwangsomvergoeding op het juiste bedrag is vastgesteld,

-

b) of de heffingsambtenaar de waarde van woning 2 op de waardepeildatum 1 januari 2012 niet te hoog heeft vastgesteld,

-

c) of de heffingsambtenaar voor de bezwaarfase een juist bedrag aan proceskostenvergoeding heeft vastgesteld.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing