Gerechtshof Amsterdam, 25-08-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:4106, 13/00334
Gerechtshof Amsterdam, 25-08-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:4106, 13/00334
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 25 augustus 2015
- Datum publicatie
- 14 oktober 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2015:4106
- Zaaknummer
- 13/00334
Inhoudsindicatie
Niet voldaan aan urencriterium; geen recht op ondernemersfaciliteiten (zelfstandigenaftrek en MKB-vrijstelling). Voorts hebben een deel van de opgevoerde kosten geen zakelijk karakter.
Uitspraak
Kenmerk 13/00334
25 augustus 2015
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 12/5006 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 30 september 2011 aan belanghebbende voor het jaar 2008 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 41.285.
Na tegen de hiervoor gemelde belastingaanslag gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 15 oktober 2012, die belastingaanslag gehandhaafd.
Bij uitspraak van 26 april 2013 heeft de rechtbank het daartegen door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 30 mei 2013. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Op 30 juni 2015 is een ‘pleitnota’ ontvangen van belanghebbende. Bij brief van 6 juli 2015 is daarop door de inspecteur gereageerd. Voorgenoemde stukken zijn over en weer in afschrift naar partijen gezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juli 2015. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft - voor zover in hoger beroep van belang - de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
“2.1. Eiseres is geboren in 1945. Zij is ongehuwd.
Eiseres is sinds 1967 werkzaam als omroepster, presentator, verslaggever, commentaarstem en voice-over voor verschillende radio-en televisieprogramma’s. […]
Eiseres heeft een jaaropgave 2008 overgelegd van [A] . Hierop staat een overzicht van alle data waarop werkzaamheden zijn verricht met de bijbehorende betalingen. De betreffende opdrachtgevers zijn handmatig toegevoegd. Op deze jaaropgave zijn de volgende totaalbedragen opgenomen:
Bruto bruto gage 38.007
Bruto loon SV 32.834
Opbrengst overig werk (loon LB) 32.125
Ingehouden loonbelasting 10.794
Netto gage 21.331
Verweerder heeft eiseres bij brief van 12 mei 2011 meegedeeld dat hij voornemens is een aanslag op te leggen berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van
€ 41.286. Verweerder heeft daarbij van de geclaimde kostenaftrek van € 6.854 een bedrag van € 4.670 gecorrigeerd en derhalve € 2.184 aan kosten in aftrek toegelaten.
Eiseres heeft als reactie daarop bij brief van 24 mei 2011 aangevoerd dat de arbeidsinkomsten kwalificeren als winst uit onderneming en heeft op 5 juli 2011 een vierde aangifte over 2008 ingediend, naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 27.942. In deze aangifte is een bedrag van € 16.987 als inkomsten uit vroegere dienstbetrekking en een bedrag van € 16.410 als winst uit onderneming aangegeven. Dit bedrag is als volgt berekend:
Saldo fiscale winstberekening 27.237
Zelfstandigenaftrek 6.968 -/-
Startersaftrek 2.035 -/-
MKB-winstvrijstelling 1.824 -/-
16.410
Eiseres heeft als bijlage bij deze aangifte een deel van de jaarstukken overgelegd, onder meer de volgende specificaties op de resultatenrekening:
Netto omzet
[A] 32.126
Andere kosten
[…]
5.687 798 -/-
De fiscale winst van € 27.237 is derhalve als volgt berekend: 32.126 -/- 5.687 + 798
Verweerder heeft met dagtekening 30 september 2011 de aanslag ib/pvv over 2008 opgelegd conform het voornemen als weergegeven in de brief van 12 mei 2011.
Eiseres heeft tegen deze aanslag een bezwaarschrift ingediend.
Eiseres heeft bij brief van 29 mei 2012 een spreadsheet overgelegd waarop per week de gewerkte uren met bijbehorende werkzaamheden staan vermeld [Hof: verder het Urenoverzicht]. Dit overzicht leidt tot een totaal aan de onderneming bestede uren van 1.584. […]
Nu partijen geen bezwaren tegen bovenstaande feiten hebben aangevoerd gaat ook het Hof daarvan uit. Het Hof voegt daaraan nog het volgende toe.
In 2008 heeft belanghebbende voor 15 opdrachtgevers de werkzaamheden als bedoeld onder 2.4 in de rechtbankuitspraak verricht (verder de Werkzaamheden).
De Werkzaamheden zijn in 2008 voor de volgende opdrachtgevers verricht:
Opdrachtgever |
Locatie |
1. [B] |
[1] |
2. [C] |
[2] |
3. [D] |
[3] |
4. [E] |
[2] |
5. [F] |
[4] |
6. [G] |
[5] |
7. [H] |
[2] |
8. [I] |
[2] |
9. [J] |
[1] |
10. [K] |
[1] |
11. [L] |
[6] |
12. [M] |
[7] |
13. [N] |
[2] |
14. [O] |
[1] |
15. [P] |
[8] |
Ter zitting van het Hof heeft belanghebbende de Werkzaamheden - kort en zakelijk weergegeven - als volgt toegelicht: Voor [B] en [E] sprak ik door de opdrachtgever opgestelde berichten voor het telefonische keuzemenu in. Bij [C] kondigde ik buiten beeld programma’s aan en/of af. Voor de overige opdrachtgevers sprak ik teksten in. Die teksten dienden soms als begeleidende tekst bij beelden. Als dit laatste het geval was, was het belangrijk dat de tekst de juiste lengte had en bij het juiste beeld op exact het goede moment werd ingesproken. Alsdan kwam het voor dat de vooraf geschreven tekst enige aanpassing behoefde.
Voor [C] was ik geregeld ook ‘stand by’. Ik was dan oproepbaar om politieberichten en dergelijke voor te lezen.
Voor de facturering van de Werkzaamheden heeft belanghebbende een overeenkomst gesloten met [A] . Op basis van die overeenkomst stuurde laatstgenoemd bedrijf facturen aan de opdrachtgevers aan de hand van gegevens die belanghebbende haar verstrekte.
[A] betaalde belanghebbende uit nadat de opdrachtgever de factuur betaald had. Op die uitbetaling hield zij onder meer loonbelasting in (zie rechtbankuitspraak onder 2.4).
Ter onderbouwing van haar standpunt dat zij aan het urencriterium voldeed, heeft belanghebbende het Urenoverzicht ingebracht. Dit overzicht heeft belanghebbende in 2011 of 2012 aan de hand van haar agenda en de gegevens van [A] opgesteld.
In dit overzicht heeft belanghebbende de Werkzaamheden als volgt uitgesplitst (met in de eerste kolom de door belanghebbende gebruikte omschrijving van de bezigheden en in de tweede kolom de in totaal aan die bezigheden - volgens belanghebbende - bestede uren):
Omschrijving van de Werkzaamheden |
Aantal uren |
voorbereiden betaalde optredens |
243 |
reistijd optredens (on)betaald |
214 |
optreden/concert (on)betaald |
714 |
administratie |
117 |
telefoneren collega’s/leerlingen |
94 |
besprekingen adviseur/collega’s |
4 |
stand-by diensten politieberichten onbetaald |
198 |
uren freelance/zelfstandig |
1.584 |
Als beloning voor de Werkzaamheden heeft belanghebbende in 2008 de volgende bedragen ontvangen:
van [B] |
€ 5.222 |
van [C] |
€ 24.706 |
van de overige opdrachtgevers |
€ 8.080 |
Totaal |
€ 38.008 |
Laatstgenoemd bedrag wordt in de rechtbankuitspraak onder 2.4 als ‘Bruto bruto gage’ omschreven.
De inspecteur heeft bij de aanslagregeling de opbrengst van de Werkzaamheden als ‘belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden’ (ex art. 3.90 van de Wet inkomstenbelasting 2001; verder Wet IB) aangemerkt.
3 Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is in geschil:
-
of belanghebbende ter zake van de Werkzaamheden recht heeft op de zelfstandigenaftrek (ex art. 3.76 van de Wet IB) en MKB-vrijstelling (ex art. 3.79a van de Wet IB);
-
of belanghebbende recht heeft op een hogere aftrek aan kosten dan € 2.184, zijnde het bedrag dat de inspecteur bij de aanslagregeling heeft geaccepteerd (zie rechtbankuitspraak onder 2.5);
-
of belanghebbende recht heeft op een zogenaamde immateriële schadevergoeding.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.