Gerechtshof Amsterdam, 29-01-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:419, 13/00255
Gerechtshof Amsterdam, 29-01-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:419, 13/00255
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 29 januari 2015
- Datum publicatie
- 30 maart 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2015:419
- Zaaknummer
- 13/00255
Inhoudsindicatie
De inspecteur heeft terecht slechts een eigenwoningschuld in aanmerking genomen van 5 562.443 en in verband daarmee de aftrekbare rente gecorrigeerd tot € 28.583.
Uitspraak
Kenmerk 13/00255
29 januari 2015
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende], wonende te [woonplaats], belanghebbende,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 12/2098 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 30 september 2011 aan belanghebbende voor het jaar 2008 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB) opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 99.148 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 4.409.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 30 maart 2012, de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 99.148 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.937.
Bij uitspraak van 8 maart 2013 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 23 april 2013 en aangevuld bij brief van 18 juni 2013. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft bij brief van 8 januari 2015 nadere stukken en op 16 januari 2015 een faxbericht aan het Hof gezonden. Afschriften hiervan zijn aan de inspecteur gezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 januari 2015. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
Eiser is geboren [geboortedatum] en is gehuwd met [de vrouw] (hierna ook: echtgenote).
Eiser en zijn echtgenote hebben in 1995 voor een bedrag van € 170.168 een woning gekocht aan de [adres] te [woonplaats]. Deze woning is in de periode 2007-2010 verbouwd.
Eiser (en zijn echtgenote) hebben in het jaar 2002 dan wel 2003 een vakantiewoning gekocht in Frankrijk. De aankoopsom van de vakantiewoning bedroeg ongeveer € 197.521.
2.3.Aan eiser (en zijn echtgenote) zijn – voor zover hier van belang – een aantal hypothecaire leningen verstrekt , te weten:
datum nummer geldverstrekker bedrag:
1 november 2000 [nummer] M.N.F. Bank N.V. € 240.503
oktober 2001 [nummer] M.N.F. Bank N.V. € 122.521
12 augustus 2002 [nummer] M.N.F. Bank N.V. € 142.940
12 oktober 2007 [nummer] M.N.F. Bank N.V. € 224.000
24 oktober 2008 [nummer] M.N.F. Bank N.V. € 30.000
€ 759.964
In de aangifte ib/pvv voor het jaar 2008 heeft eiser een eigenwoningschuld aangegeven van € 646.070 en heeft hij in verband hiermee een bedrag aan rente in aftrek gebracht van € 32.832.
Eiser was in 2008 in het bezit van een tweetal kapitaalverzekeringen. Een kapitaalverzekering met polisnummer [nummer] bij Allianz Nederland Levensverzekering NV (hierna: Allianz) en een per 1 februari 2002 afgesloten kapitaalverzekering met polisnummer [nummer] bij Fortis ASR (hierna: Fortis). In de overeenkomst met Allianz is per 1 juli 2007 onder meer opgenomen:
“Ingangsdatum De ingangsdatum van deze verzekeringsovereenkomst is 30-10-2000
Einddatum De einddatum van deze verzekeringsovereenkomst is 30-07-2074
(…)
Aanhangsel Deze verzekering is een voortzetting van de onderstaande verzekeringen: polisnummer [nummer] afgesloten bij ABN AMRo; polisnummer [nummer] afgesloten bij ABN AMRO
(…)
Verzekerd bedrag De waarde van de toegewezen participaties, uit te keren bij in leven zijn
bij leven van beide verzekerden op de einddatum
Verzekerd bedrag
bij overlijden Hoofddekking
Het kapitaal uit te keren na overlijden van verzekerde 1 bedraagt € 136.134,00
Hoofddekking
Het kapitaal uit te keren na overlijden van verzekerde 2 bedraagt € 136.134,00
Na overlijden van een van beide verzekerden wordt de polis beëindigd.
(…)”
De verzekering bij Allianz is in 2000 aangegaan bij Royal Nederland Levensverzekering NV. Op 3 maart 2003 is Royal Nederland Levensverzekering NV samen met Zwolse Algemene Levensverzekeringen verder gegaan als Allianz.
In een op briefpapier van MNF Bank opgemaakt en door eiser ondertekend stuk is de volgende opdracht gegeven:
“OPDRACHT
Ondergetekende,
de heer [belanghebbende]
geeft hierbij opdracht aan Royal Nederland Levensverzekering N.V. (hierna te noemen ‘de maatschappij’) om de uitkering uit hoofde van overlijden uit de onder polisnummer[nummer] bij de maatschappij gesloten verzekering aan te wenden ter aflossing op hetgeen hij en / of [de vrouw] aan MNF Bank N.V. is verschuldigd.
De maatschappij mag deze opdracht als geldig beschouwen zolang zij niet schriftelijk door ondergetekende in kennis is gesteld van de intrekking daarvan. De opdracht vervalt zonder meer zodra de verpanding van de polisrechten aan de bank is vervallen.
Getekend te [woonplaats], d.d. 31 okt 2000”
In een door eiser overgelegde pagina 8 van een hypotheekakte is onder meer opgenomen:
“Voorts verklaarde Verzekeringnemer tot meerdere zekerheid als in deze Akte vermeld hierbij in eerste pand te geven, welke inpandgeving de Bank hierbij verklaarde aan te nemen, de vorderingen en alle rechten voortvloeiende uit de navolgende door Verzekeringnemer gesloten verzekering waarvan de gegevens als volgt luiden:
-verzekeringsmaatschappij: Royal Nederland Levensverzekeringmaatschappij N.V., gevestigd in Utrecht;
-polisnummer:[nummer]
-soort verzekering: gemengde verzekering;
-verzekerde: de heer [belanghebbende];
-mede-verzekerde: mevrouw [de vrouw].
Verzekeringnemer verklaarde hierbij dat hij bevoegd is tot het verpanden van de vorderingen en dat op de vorderingen geen beslag is gelegd, geen ander pandrecht dan ten behoeve van de Bank of een recht van vruchtgebruik rust, tenzij in de Akte nadrukkelijk anders is vermeld.
(…)
Verzekeringnemer verleent terzake van bovenomschreven verzekering hierbij volmacht aan de Bank om:
a. tot afkoop van de verzekering op de door de verzekeraar genoemde voorwaarden over te gaan ofwel deze geheel of gedeeltelijk premievrij te maken;
b. begunstigden aan te wijzen of enige wijziging in de begunstiging aan te (doen) brengen met dien verstande echter, dat de door Verzekeringnemer getroffen begunstiging en eventueel daarin door hem aangebrachte wijzigingen geldig zijn, indien en voor zover de Bank zich niet op de verzekering(en) zal verhalen;
c. enige andere wijziging in de verzekering aan te doen brengen of toe te staan.”
Bij het opleggen van de aanslag ib/pvv heeft verweerder de eigenwoningschuld gecorrigeerd tot een bedrag van € 562.443 en heeft hij het bedrag aan aftrekbare rente in verband hiermee gecorrigeerd tot € 28.583. Voorts heeft verweerder de waarde van de kapitaalverzekeringen in aanmerking genomen bij de bepaling van het inkomen uit sparen en beleggen, zonder daarbij een vrijstelling in aanmerking te nemen van € 123.428.
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan en voegt daaraan nog het volgende toe.
In het verweerschrift in hoger beroep heeft de inspecteur onder meer het volgende opgenomen:
“Uit de aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen blijkt, (…), van de volgende liquide middelen (bestaande uit chartale en girale middelen en effecten):
ultimo: bedrag:
2002 € 38.575
2003 -/-€ 3.511
2004 -/- € 1.752
2005 € 13.985
2006 € 9.111
2007 € 9.627
2008 € 9.125
2009 € 16.979
2010 €7.951”.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de inspecteur terecht slechts een eigenwoningschuld in aanmerking heeft genomen van € 562.443 en in verband daarmee de aftrekbare rente heeft gecorrigeerd tot € 28.583, alsmede de vraag of de kapitaal-verzekeringen tot een bedrag van € 123.428 zijn vrijgesteld als bezitting in box 3, en zo nee, of deze verzekeringen in aanmerking kunnen worden genomen als kapitaalverzekeringen eigen woning in box 1. Indien met betrekking tot de kapitaalverzekeringen beide vragen ontkennend worden beantwoord is in geschil of het forfaitair rendement ter zake beperkt dient te blijven tot 2,5%.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.