Home

Gerechtshof Amsterdam, 01-09-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:4293, 13/00743 en 13/00744

Gerechtshof Amsterdam, 01-09-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:4293, 13/00743 en 13/00744

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
1 september 2015
Datum publicatie
21 oktober 2015
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2015:4293
Formele relaties
Zaaknummer
13/00743 en 13/00744
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-03-2027] art. 8:42, Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-03-2027] art. 7:4

Inhoudsindicatie

Het OLAF-missierapport van latere datum is geen op de zaak betrekking hebbend stuk (artikel 8:42 Awb). Beginsel van eerbiediging van de rechten van de verdediging brengt niet mee dat de inspecteur, in afwijking van of aanvulling op artikel 7:4 Awb, gehouden is ongevraagd stukken aan belanghebbende toe te zenden in de bezwaarfase. Het Hof ziet geen grond om te twijfelen aan de geldigheid van Verordening nr. 398/2001. De ambtelijke vaststellingen van de Taiwanese autoriteiten volstaan als bewijs.

Uitspraak

kenmerken 13/00743 en 13/00744

1 september 2015

uitspraak van de meervoudige douanekamer

op het hoger beroep van

[X] B.V. te [Z] , belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaken met de kenmerken AWB 12/4631 en 12/4632 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 7 oktober 2011 aan belanghebbende een uitnodiging tot betaling (hierna: UTB 1) uitgereikt voor een bedrag van € 100.935,10 aan antidumpingrechten (Hof: zaaknummer 13/00744).

1.1.2.

De inspecteur heeft met dagtekening 10 februari 2012 aan belanghebbende een uitnodiging tot betaling (hierna: UTB 2) uitgereikt voor een bedrag van € 121.152,50 aan antidumpingrechten (Hof: zaaknummer 13/00743).

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraken, gedagtekend 31 augustus 2012, de UTB’s gehandhaafd.

1.3.

Bij uitspraak van 31 oktober 2013 heeft de rechtbank de door belanghebbende

ingestelde beroepen ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak door de belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 6 december 2013. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juni 2015. Van het

verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak de volgende feiten vastgesteld, waarbij belanghebbende wordt aangeduid als “eiseres” en de inspecteur als “verweerder”:

“2.1. Op 13 oktober 2008 en 11 februari 2009 heeft eiseres in opdracht van de in Polen gevestigde onderneming [A] (hierna: [A] ) telkens een aangifte ten invoer ingediend voor een zending silicium met een brutogewicht van respectievelijk 100.140 en 140.350 kilogram en een nettogewicht van respectievelijk 100.000 en 140.000 kilogram. De waarde van de zending was respectievelijk € 205.990 en € 247.250. De zendingen zijn aangegeven onder de goederencode 2804 69 00 90. Als land van oorsprong is telkens Taiwan aangegeven. Voor de zending die op 13 oktober 2008 is ingevoerd heeft de Taiwan Chamber of Commerce een certificaat van oorsprong afgegeven. Voor de zending die op 11 februari 2009 is ingevoerd heeft de Taiwan Kaohsiung Hsien Importers & Exporters Chamber of Commerce een certificaat van oorsprong afgegeven.

2.2.

[A] heeft de zendingen gekocht van [B] LTD. gevestigd te [V] , [W] (hierna: [B] ). Het koopcontract is volgens de vermelding getekend te Peking, Volksrepubliek China. De zendingen zijn verscheept vanuit Keelung en Taichung, Taiwan, naar Rotterdam. [B] heeft de eerste zending gekocht van [C] Corp. gevestigd te [S] , Taiwan (hierna: [C] ) en de tweede zending van [D] Ltd. gevestigd te [T] , Taiwan (hierna: [D] ).

2.3.

[B] heeft een contract gesloten met [C] voor ‘logistics and export services of SI METAL’. [B] moet certificaten van oorsprong aanvragen en het silicium schoonmaken en breken.

2.4.

Van 22 tot en met 27 mei 2011 heeft het antifraudebureau van de Europese Commissie (hierna: OLAF) een missie uitgevoerd naar Taiwan in verband met mogelijke oorsprongsfraude met silicium met aangegeven oorsprong Taiwan. Van de missie is een rapport opgemaakt (hierna: het OLAF-missierapport). De deelnemers aan de missie hebben gesproken met vertegenwoordigers van het Bureau of Foreign Trade (hierna: BOFT), het Department of Investigation (hierna: DOI) en het Directorate General of Customs (Department of Valuation). Een van de onderzochte bedrijven is [B] . In het OLAF-missierapport wordt vermeld dat de onderzochte bedrijven, waaronder [C] en [D] , silicium hebben geïmporteerd uit China, Belize, Mauritius en Hongkong en dat 95% van het metaal is geïmporteerd uit China. In het OLAF-missierapport is een paragraaf gewijd aan [C] , waarin staat vermeld dat het DOI een lijst heeft verstrekt met de gegevens van 19 zendingen, met de details van de invoer in en de uitvoer uit Taiwan. OLAF heeft het DOI verzocht om deze zendingen te koppelen aan de invoer in de Europese Unie door twee kolommen toe te voegen. Het BOFT en het DOI worden verzocht om nader onderzoek te plegen om te proberen een link vast te stellen tussen bepaalde invoerzendingen van silicium vanuit China naar Taiwan en de daarop volgende uitvoerzendingen vanuit Taiwan naar de Europese Unie. In het OLAF-missierapport wordt onder andere de volgende conclusie getrokken:

“On the basis of the findings in Taiwan so far it is concluded that the Taiwanese companies under investigation imported silicon from the PR China into Taiwan and re-exported Chinese silicon to the EU. However, the details provided so far by the Taiwanese authorities are not yet sufficient to establish a clear link between the imported and re-exported silicon.”

In het OLAF-missierapport is voorts vastgelegd dat het BOFT een verklaring zal afleggen over de oorsprong van de zendingen van het silicium waarvoor de Chamber of Commerce een certificaat van oorsprong heeft afgegeven aan de bij het onderzoek betrokken bedrijven en dat het DOI een database zal aanleveren met daarin de gegevens van de desbetreffende zendingen alsmede een link tussen de diverse invoer- en uitvoerzendingen.

2.5.

Tot de gedingstukken behoort een ongedateerd verslag van OLAF over de voorlopige bevindingen van het BOFT. Dit verslag is samen met het voornemen van 14 september 2011 naar eiseres gezonden. In het verslag is een paragraaf gewijd aan [C] , waarin staat dat 31 zendingen van dit bedrijf bij OLAF zijn aangemeld. In vier gevallen dient de exporteur nadere gegevens te verstrekken. Voor de overige 27 gevallen [rb: waaronder de onderhavige zending] is het BOFT tot de conclusie gekomen dat de oorsprongsregels niet correct zijn toegepast en dat de desbetreffende zendingen worden geacht de oorsprong China te hebben.

2.6.

Bij e-mail van 8 juli 2011 heeft een medewerker van OLAF aanvullende documenten naar de betrokken lidstaten gestuurd. Als bijlagen zijn het servicecontract tussen [B] en [C] , een overzicht en diverse facturen van [C] aan [B] voor silicium bijgevoegd. In een aparte factuur brengt [C] een vergoeding van US$ 93.5 per MT in rekening met als omschrijving ‘Service Charge for Transship’. Op een bijgevoegd schema staan gegevens die bij de factuur van [C] aan [B] met het nummer [XX-XX-XX] horen. In het schema staat als land van oorsprong “CN’’ vermeld.

2.7.

De directeur van het DOI heeft op 10 augustus 2011 een brief naar OLAF gestuurd met een aantal bijlagen. De gegevens van de zending van [D] zijn opgenomen in regel 2 van het bijgevoegde schema.

In de kolom met oorsprong staat vermeld:

“PR CHINA”

In de kolommen met opmerkingen staat vermeld:

“The Goods are exported to Romania after being imported from Mainland China. Their first 6 codes of the HS CODE are different. It is under verification whether this complies with the provision of substantial transformation under Article 7 of the Regulations Governing Certificates of Origin and Certificates of Processing.”

2.8.

Op 5 december 2011 heeft het Douane Informatiecentrum een addendum op het OLAF-missierapport ontvangen van OLAF. In het addendum is een paragraaf gewijd aan [D] , waarin een verslag staat van een gesprek met mevrouw [E] , inkoopspecialist bij [D] . Mevrouw [E] heeft tegenover het DOI verklaard dat het bedrijf het silicium in 2009 en 2010 kocht in China en een deel daarvan naar Europa exporteerde. Het bedrijf was door een exporteur in China (of Hongkong) belast met de invoer- en uitvoeraangiften en met het verkrijgen van verklaringen van oorsprong voor het silicium. De daadwerkelijke identiteit van de exporteur kon het bedrijf niet vaststellen. Soms moest het metaal geplet en op grootte gesorteerd worden. Mevrouw [E] kon niet vertellen wat de bestemming van de diverse zendingen was. Door toedoen van een van de verkopers heeft [D] fouten gemaakt en straf gekregen van het BOFT voor het gebruik van valse certificaten van oorsprong. De gegevens van de zending van [D] zijn opgenomen in regel 2 van het bijgevoegde schema, annex 2.5. In de kolom met opmerkingen staat vermeld: ‘INVESTIGATION NOT YET COMPETED’.

In het addendum is ook een paragraaf gewijd aan [C] , waarin de voorlopige bevindingen zijn neergelegd die in het ongedateerde verslag waren opgenomen. In het addendum staat daarnaast onder meer het volgende vermeld over [C] :

“Based on the name of the vessel, the number of the voyage and the quantity of the invoiced silicon mentioned in the invoices, OLAF was able to link the consignments with consignments imported into Poland, the Netherlands and Slovenia. To safeguard the ADD at risk these results were already communicated to those Member States by e-mail on 08.07.2011 (…)”

In het addendum wordt de conclusie getrokken dat alle zendingen van silicium die sinds januari 2008 tot heden door de onderzochte bedrijven zijn geëxporteerd, worden geacht de Chinese oorsprong te hebben en derhalve onderworpen zijn aan antidumpingrechten. Deze conclusie trekt OLAF ook voor de zendingen waarvoor het onderzoek nog niet is afgerond.”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Tussen partijen is in beide zaken in geschil of een door belanghebbende genoemd OLAF-rapport, gedagtekend 28 november 2013, tot de op de zaak betrekking hebbende stukken als bedoeld in artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) behoort, zoals belanghebbende stelt en de inspecteur bestrijdt.

3.2.

In zaak 13/00744 is tussen partijen in geschil of ten aanzien van de in UTB 1 begrepen douaneschulden het beginsel van eerbiediging van de rechten van de verdediging (hierna: verdedigingsbeginsel) is geschonden en, zo ja, of deze schending tot vernietiging van deze UTB dient te leiden.

3.3.

Zo het gelijk ten aanzien van 3.1 en 3.2 aan de inspecteur is, stelt belanghebbende zich op het standpunt dat Verordening (EG) nr. 398/2004 van de Raad van 2 maart 2004, tot instelling van een definitief antidumpingrecht op silicium uit de Volksrepubliek China, Pb EU 4 maart 2004, L 066 blz. 0015 – 0030 (hierna: Verordening (EG) 398/2004) wegens formele en materiële gebreken ongeldig is, zodat de grondslag voor de navordering vervalt en de UTB’s moeten worden vernietigd.

3.4.

Indien Verordening (EG) 398/2004 geldig is, houdt partijen in beide zaken verdeeld of de inspecteur heeft voldaan aan de op hem rustende bewijslast dat de in het vrije verkeer gebrachte partijen siliciummetaal van niet-preferentiële Chinese oorsprong zijn.

3.5.

Indien de inspecteur aan zijn onder 3.4 bedoelde bewijslast heeft voldaan is ten slotte tussen partijen in geschil of de inspecteur op grond van artikel 220, lid 2, aanhef en onder b, van het Communautair Douanewetboek (hierna: CDW) gehouden is om af te zien van boeking achteraf, omdat sprake is van een vergissing van de Taiwanese autoriteiten die belanghebbende zelf redelijkerwijze niet kon ontdekken.

3.6.

Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van het geding, waaronder het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting.

4 De overwegingen van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing