Home

Gerechtshof Amsterdam, 15-10-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:4301, 14/00576

Gerechtshof Amsterdam, 15-10-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:4301, 14/00576

Gegevens

Inhoudsindicatie

Scholingsuitgaven van partner. Deels wel aftrekbaar (anders dan bij de rechtbank): nader standpunt inspecteur dat de uitgaven toch op de partner hebben gedrukt. Deels niet aftrekbaar: niet alle betalingen hebben plaatsgevonden in het onderhavige jaar. Beroep op het gelijkheidsbeginsel (meer in het bijzonder de meerderheidsregel) dienaangaande faalt.

Uitspraak

Kenmerk 14/00576

15 oktober 2015

uitspraak van de tiende enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 13/4017 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Alkmaar, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur van Kantoor Amsterdam heeft aan belanghebbende met dagtekening 25 april 2013 over het jaar 2010 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 101.705. Hierna wordt de inspecteur die de aanslag heeft vastgesteld verder als ‘de Amsterdamse inspecteur’ aangeduid.

1.2.

Op 27 mei 2013 heeft belanghebbende een bezwaarschrift ingediend tegen de aanslag. Bij uitspraak van 8 augustus 2013 heeft de inspecteur het bezwaar afgewezen.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de inspecteur op 18 september 2013 beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 24 juni 2014 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen de uitspraak van de rechtbank ingestelde hoger beroep van belanghebbende is bij het Hof ingekomen op 4 augustus 2014 en aangevuld op 23 september 2014. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Op 6 en 9 februari 2015 zijn van belanghebbende per fax respectievelijk per brief nadere stukken ontvangen. De inspecteur heeft hiervan een kopie ontvangen.

1.6.

Het (eerste) onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 februari 2015. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

1.7.

Tijdens de eerste zitting heeft het Hof partijen voorgehouden om met elkaar in overleg te gaan teneinde het geschil op te lossen. Bij brief van 5 maart 2015 berichtte de inspecteur dat het overleg niet tot een oplossing heeft geleid en heeft de inspecteur zijn standpunt nader toegelicht.

Op 8 juni 2015 heeft belanghebbende op laatstgenoemde brief van de inspecteur gereageerd.

Voormelde stukken zijn over en weer aan partijen verstrekt.

1.8.

Het (tweede) onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 september 2015. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’):

“2.1. Eiser heeft voor het jaar 2010 gekozen voor fiscaal partnerschap met [A] .

[A] staat volgens de gegevens van de GBA met ingang van 3 februari 2010 op een adres in Nederland ingeschreven. Eiser en [A] zijn op 17 augustus 2013 gehuwd.

2.2.

Eiser heeft in 2010 looninkomsten genoten van € 101.705.

2.3.

Eiser heeft aangifte over 2010 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 66.018. In deze aangifte heeft eiser een bedrag van € 35.687 ter zake scholingsuitgaven van zijn partner in aanmerking genomen. Dit bedrag is als volgt gespecificeerd:

Collegegeld

35.860

Boeken Erasmus

127

Boeken, syllabi, materialen

200

Af: drempel

500

-/-

Totaal

35.687

2.4.

Verweerder heeft bij het opleggen van de aanslag de aftrek scholingsuitgaven geheel gecorrigeerd.

2.5.

Tot de dossierstukken behoort een brief van de Erasmus Universiteit d.d. 16 augustus 2009 waarin is opgenomen dat [A] met ingang van 1 januari 2010 staat ingeschreven bij de universiteit voor het volgen van het International MBA Programme met een verwachtte afronding in december 2010. Voorts staat vermeld dat het collegegeld € 36.000 bedraagt.

2.6.

Tot de dossierstukken behoort een brief van de Erasmus Universiteit gericht aan [A] d.d. 28 juni 2013 waarin wordt bevestigd dat in verband met de deelname aan de International Full-time MBA Programme 2010/2011 de volgende bedragen zijn ontvangen:

“€ 5.000 on September 04, 2009 for Tuition Deposit

€ 15.460 on December 15, 2009 for Tuition fee

€ 15.500 on May 25, 2010 for Tuition fee”.

2.7.

Eiser heeft een verklaring van de Erasmus Universiteit d.d. 25 februari 2011 (de rechtbank leest: 25 februari 2014) overgelegd, waarin wordt bevestigd dat, voor zover van belang, de volgende bedragen zijn ontvangen:

“We have received

From Account / Name

€ 5.000,00 on September 04, 2009 for Tuition Deposit

[...] [X]

(…)(…)

€ 15.460,00 on December 15, 2009 for Tuition fee

Foreign account / [A]

[...]

(…)

€ 17.698,77 on May 25, 2010 for Tuition fee and housing

Foreign account / [B] [...]

(…)”

2.2.

Nu de door de rechtbank vastgestelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3 Geschil in hoger beroep

In geschil is of de inspecteur terecht de door belanghebbende opgevoerde kosten niet in aftrek heeft toegelaten.

4 Rechtsoverwegingen rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Proceskosten

7 Beslissing