Home

Gerechtshof Amsterdam, 08-09-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:4360, 14/00056

Gerechtshof Amsterdam, 08-09-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:4360, 14/00056

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
8 september 2015
Datum publicatie
28 oktober 2015
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2015:4360
Formele relaties
Zaaknummer
14/00056

Inhoudsindicatie

Het Hof ziet geen aanleiding om een prejudiciële vraag te stellen over de geldigheid van Verordening (EU) nr. 723/2011.

Uitspraak

Kenmerk 14/00056

8 september 2015

uitspraak van de meervoudige douanekamer

op het hoger beroep van

[X] B.V. te [Z] , belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 13/2383 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 19 december 2012 aan belanghebbende een uitnodiging tot betaling (hierna: UTB) uitgereikt voor een bedrag van € 39.048,48 aan antidumpingrechten.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 8 april 2013, de UTB gehandhaafd.

1.3.

Bij uitspraak van 13 december 2013 heeft de rechtbank het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld, bij het Hof ingekomen op 22 januari 2014. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 augustus 2015. Het onderzoek in deze zaak heeft gelijktijdig plaatsgevonden met het onderzoek in de zaak met kenmerk 14/00057 ( [A] B.V.). Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld, waarbij de belanghebbende wordt aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’:

“2.1. [A] B.V. (hierna: [A] ) is sinds 2000 handelaar in en importeur van bepaalde soorten stalen en ijzeren bevestigingsmiddelen. [A] koopt in in diverse lidstaten van de Europese Unie en het Verre Oosten (o.a. China, Maleisië en Taiwan).

2.2.

In Publicatieblad L 282 van 28 oktober 2010 is Verordening nr. 966/2010 opgenomen, waarin de Commissie de start van een onderzoek heeft aangekondigd naar de mogelijke ontwijking van antidumpingrechten op bepaalde soorten stalen en ijzeren bevestigingsmiddelen van oorsprong uit de Volksrepubliek China door de invoer van bepaalde soorten ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen, verzonden uit Maleisië en al dan niet aangegeven als van oorsprong Maleisië (hierna: het bericht van opening). In het bericht van opening heeft de Commissie de douaneautoriteiten opgedragen de nodige maatregelen te nemen om de desbetreffende invoer te registreren.

2.3.

Eiseres heeft als indirect vertegenwoordiger van [A] in de periode 4 november 2010 tot en met 8 december 2010 op eigen naam en voor eigen rekening drie aangiften ten invoer ingediend voor ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit Maleisië.

2.4.

In Publicatieblad L 194 van 26 juli 2011 is Verordening nr. 723/2011 opgenomen tot uitbreiding van de bestaande antidumpingrechten op ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit de Volksrepubliek China tot bepaalde soorten uit Maleisië verzonden ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Maleisië. Op de invoer van de voornoemde goederen afkomstig van de leveranciers [C] en [D] , beide gevestigd te Maleisië, is het standaardtarief van 85% van toepassing.

2.5.

Verweerder heeft bij [A] een controle na invoer ingesteld. Naar aanleiding van de bevindingen, neergelegd in het controlerapport van 26 november 2012, is de utb opgelegd. De utb heeft betrekking op de invoer van ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen afkomstig van de onder 2.4 genoemde leveranciers.”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan, met dien verstande dat belanghebbende, naar partijen ter zitting eenparig hebben verklaard, de desbetreffende aangiften heeft gedaan op eigen naam en voor eigen rekening en niet, zoals vermeld door de rechtbank onder 2.3, als indirect vertegenwoordiger van haar opdrachtgever.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de bestreden UTB terecht aan belanghebbende is uitgereikt.

3.2.

Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van het geding, waaronder het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting.

4 De overwegingen van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing