Gerechtshof Amsterdam, 19-02-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:547, 14/00380
Gerechtshof Amsterdam, 19-02-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:547, 14/00380
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 19 februari 2015
- Datum publicatie
- 25 februari 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2015:547
- Zaaknummer
- 14/00380
Inhoudsindicatie
Kosten eigen woning. De belastingplichtige dient door middel van bewijsmiddelen de betaling van de kosten aannemelijk te maken. Het Hof stelt vast dat belanghebbende dit bewijs niet heeft geleverd en concludeert dat de inspecteur reeds op die grond de gestelde aftrek van kosten eigen woning terecht heeft geweigerd.
Uitspraak
kenmerk 14/00380
19 februari 2015
uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z], belanghebbende,gemachtigde: mr. R. Kiewitt (Kiewitt Advocaten te Alkmaar),
tegen de uitspraak van 22 april 2014 in de zaak met kenmerk AWB 13/4830 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 5 maart 2013 aan belanghebbende voor het jaar 2005 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (ib/ph) berekend naar een inkomen uit werk en woning van nihil. Gelijktijdig heeft de inspecteur op de voet van artikel 3.151 Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Wet) het verlies uit werk en woning van het jaar 2005 ten aanzien van belanghebbende vastgesteld op nihil.
Na op 17 april 2013 tegen de aanslag en de verliesvaststellingsbeschikking gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 28 oktober 2013, de aanslag en de verliesvaststellingsbeschikking gehandhaafd.
Bij uitspraak van 22 april 2014, heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 28 mei 2014, aangevuld bij brief van 25 juni 2014. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Op 12 september 2014 en op 23 december 2014 zijn nadere stukken ontvangen van belanghebbende. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 januari 2015. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
Het Hof vindt aanleiding de feiten als volgt vast te stellen.
Belanghebbende heeft voor het onderhavige jaar (2005) aangifte gedaan als buitenlands belastingplichtige. Tot de stukken behoort een kopie van het desbetreffende aangiftebiljet ib/ph 2005, gedagtekend 30 januari 2006. Hierin is onder meer het volgende vermeld.
“Belastingdienst Aangifteprogramma buitenland 2005(…)Naam: [belanghebbende]Adres: p/a Postbus(…)Telefoonnummer thuis: *39(…)(…)Eigen woningHeeft [belanghebbende] een eigen woning in Nederland? Ja(…)Van 01-01 t/m 31-12 WOZ-waarde € 336.500 100% forfait € 2.019(…)Betaalde rente en kosteneigenwoningschuld in Nederland (…) € 36.000(…)Saldo inkomsten en aftrekposten eigen woning in Nederland aftrekbaar € 33.981(…)aflossingsvrije hypotheek rabobank € 329.200
(…)
Nog te verrekenen verliezen uit werk en woning (box 1) uit voorgaande jaren: € 72.017(…)Totaal inkomsten uit werk en woning € -/- 33.981(…)Verzamelinkomen € -/- 33.981.”
In een brief aan de inspecteur Belastingdienst/Limburg/kantoor Maastricht van 31 juli 2006 is door belanghebbende onder meer het volgende vermeld:
“Ik heb vanaf 2001 t/m 2005 buiten Nederland gewoond (Italië) en in 2004 aldaar gewerkt en gewoond voor een Nederlands bedrijf (…).”
In het verweerschrift in eerste aanleg is onder meer het volgende vermeld:
“Feiten met betrekking tot de beroepszaak HAA 13/3464 (…)(…) 3. Het beroep is behandeld (…) op 22 februari 2012 (…)4. Tijdens deze zitting is gebleken dat er géén aanslag IB over het jaar 2005 was opgelegd, omdat er bij de Belastingdienst geen aangifte over dit jaar bekend was (…). Deze aangifte heeft belanghebbende tijdens de zitting overgelegd.”
Bij brief van 24 februari 2012 heeft de inspecteur aan belanghebbende onder meer de volgende vragen gesteld:
“Inkomen uit werk en woning (box 1)(…)Op de zitting is duidelijk geworden dat u aftrek wenst wegens rente en kosten van de hypothecaire geldlening voor de eigen woning, [a-laan 1] te [Q]. Om te kunnen beoordelen of dit juist is, verzoek ik u mij de volgende informatie te sturen:1. Een specificatie van het bedrag van de betaalde rente en kosten van (hypothecaire) geldleningen voor de eigen woning.2. Alle betalingsbewijzen van deze rente en kosten van geldlening;3. Het fiscale jaaroverzicht van de hypotheekverstrekker; (…)6. Een omschrijving van uw woonsituatie in 2005: volgens mij ter beschikking staande gegevens staat u bij de basisadministratie ingeschreven op het adres [a-laan 1] te [Q] vanaf 27 september 2005. De periode hiervóór (van 13 juni 2001 t/m 27 september 2005) was u volgens de gegevens van de gemeente woonachtig in het buitenland.”
Bij brief aan belanghebbende van 30 mei 2013 heeft de inspecteur hem verzocht een specificatie te verstrekken van het bedrag van € 36.000 van de in de aangifte ib/ph 2005 opgenomen rente en kosten eigen woning, alsmede van de daarop betrekking hebbende betalingsbewijzen, afrekeningen en jaaroverzichten van de hypotheekverstrekker.
Bij brief aan belanghebbende van 18 juni 2013 schrijft de inspecteur onder meer:
“Inkomen uit werk en woning (box 1)(…)Op 11 juni 2013 zond u aan mijn collega (…) een e-mail inhoudende een reactie. Bij [dit] bericht zit een bijlage (…). In de bijlage verwijst u naar bijgevoegde stukken. Zowel in de bijlage als [de] extra bijlage bij uw e-mail heb ik deze stukken niet aangetroffen. Ook heb ik deze stukken niet van u ontvangen per post.Daarom verzoek ik u om alsnog mij een specificatie van het bedrag van de betaalde rente en kosten van (hypothecaire) geldleningen voor de eigen woning. Tevens ontvang ik graag alle betalingsbewijzen (…). Voorts schrijft u dat u 100% blooteigenaar bent van de woning. Graag ontvang ik hiervan stukken waaruit dit blijkt.”
Bij brief aan belanghebbende van 2 augustus 2013 schrijft de inspecteur onder meer:
“Vooraankondiging uitspraak op het bezwaarschrift(…)U stond volgens de gegevens van de Gemeentelijke Basisadministratie pas sinds 27 september 2005 ingeschreven op [het adres [a-laan 1] te [Q]] (geïmmigreerd). Vóór die tijd was u sinds 16 juni 2001 woonachtig in het buitenland. Bovendien is de woning op 15 november 2005 verkocht. De woning was eigendom van u en uw ex-echtgenote (…). U heeft ook na herhaald verzoek geen gegevens overgelegd waaruit blijkt dat u een bedrag van € 36.000, of enig ander bedrag, in 2005 aan hypotheekrente heeft betaald.”
In een e-mail aan de inspecteur van 5 oktober 2013 schrijft belanghebbende onder meer:
“In 2004 en voor 2005 heb ik ruim 36.000 euro betaald aan de Rabobank te [Q] aan hypotheekrente voor 2004 en 2005.”
Bij brieven van de inspecteur van 7 oktober 2013 en 17 oktober 2013 is belanghebbende in de gelegenheid gesteld met de inspecteur een afspraak te maken voor een gesprek over het door hem ingediende bezwaarschrift. De brief van 7 oktober 2013 luidt onder meer als volgt:
“U hebt het recht om uw mening te geven over de zaak. Ik nodig u daarom uit voor een gesprek over uw bezwaar. Ook kunt u bijgaand formulier [invullen], (…) ondertekenen en samen met uw reactie voor 15 oktober 2013 aan mij [toesturen]. Ik verwacht u donderdag 17 oktober 2013 (…). Als u onverhoopt verhinderd bent kunt u mij bereiken op mijn doorkiesnummer. We kunnen dan een andere dag en tijdstip afspreken.”
De tekst van de brief van 17 oktober 2013 is min of meer gelijkluidend, waarbij de datum voor het hoorgesprek op 28 oktober is gezet.
Tot de stukken behoren door belanghebbende overgelegde kopieën van negen nota’s van Rabobank [Q] inzake ter zake van verschillende geldleningen ‘verschuldigde rente en kosten’, alsmede kopieën van twee rekeningafschriften van Rabobank [Q] ter attentie van belanghebbende waarin respectievelijk € 90.756,04 en € 170.167,58 als aflossing lening is vermeld en waarin tevens is vermeld dat de lening is beëindigd.
Tot de stukken behoren voorts kopieën van twee rekeningafschriften van begin 2005 en gericht aan belanghebbende betreffende hypothecaire leningen, waarin is vermeld dat in 2004 rente (en kosten) is ontvangen tot een totaalbedrag van € 18.000.
Uit een notariële akte van levering van 15 november 2005 blijkt dat de woning [a-laan 1] te [Q] op 3 juni 2005 is verkocht en dat de kopers deze in eigendom hebben aanvaard.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank zijn bij het Hof de volgende punten in geschil:- beschikte belanghebbende in 2005 over een eigen woning als bedoeld in artikel 3.111 van de Wet, - zo ja, komt belanghebbende in aanmerking voor aftrek van € 36.000 aan hypotheekrente;- heeft belanghebbende recht op aftrek van kosten van echtscheiding,
- heeft belanghebbende recht op te verrekenen verliezen uit voorgaande jaren, en- heeft de inspecteur de hoorplicht geschonden.