Home

Gerechtshof Amsterdam, 15-01-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:98, 14/00125 t/m 14/00128

Gerechtshof Amsterdam, 15-01-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:98, 14/00125 t/m 14/00128

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
15 januari 2015
Datum publicatie
28 januari 2015
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2015:98
Zaaknummer
14/00125 t/m 14/00128
Relevante informatie
Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 31-01-2024] art. 225

Inhoudsindicatie

Gemeente Amsterdam hanteert – in afwijking van de Parkeerverordening – de gedragslijn dat voldoende is dat parkeervergunning (ergens) in de auto zichtbaar aanwezig is.

Uitspraak

Kenmerken 14/00125, 14/00126, 14/00127 en 14/00128

15 januari 2015

uitspraak van de tiende enkelvoudige belastingkamer

op de hoger beroepen van

[X], wonende te [Z], belanghebbende,

tegen de uitspraken in de zaken met kenmerk ALK 12/2935, 13/489, 13/1029 en 13/1030 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van gemeente Amsterdam,

de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft respectievelijk 9 oktober 2012, 21 november 2012, 8 februari 2013 en 20 april 2013 naheffingsaanslagen parkeerbelasting aan belanghebbende opgelegd (verder de Naheffingsaanslagen).

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij afzonderlijke uitspraken op bezwaar, gedagtekend 19 november 2012, 2 januari 2013, 10 april 2013 en 21 mei 2013, de Naheffingsaanslagen gehandhaafd.

1.3.

Bij uitspraak van 7 februari 2014 heeft de rechtbank de door belanghebbende ingestelde beroepen ongegrond verklaard.

1.4.

De tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroepen zijn bij het Hof ingekomen op 21 februari 2014, na te zijn doorgezonden door de Centrale Raad van Beroep waar de hoger beroepen op 19 februari 2014 zijn binnengekomen. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 januari 2015. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

Het Hof ziet aanleiding de feiten zelfstandig vast te stellen

2.1.

[A] (belanghebbendes gehandicapte zus) was tot 5 juli 2013 houder van een (papieren) ‘GA-parkeervergunning voor passagiers’, als bedoeld in artikel 23 van de Parkeerverordening 2009 (verder de Vergunning). Op genoemde datum is de papierenvergunning omgezet in een elektronische.

2.2.

De Vergunning is op het kenteken van drie auto’s afgegeven. Van die drie auto’s waren belanghebbende,[B] (belanghebbendes zus) en [C] (belanghebbendes zwager) de kentekenhouders.

2.3.

Op 9 oktober 2012, 21 november 2012, 8 februari 2013 en 20 april 2013 stond belanghebbendes auto in Amsterdam op een plek waar voor het op dat moment parkeren parkeerbelasting verschuldigd was (tenzij een geldige parkeervergunning op de voorgeschreven wijze in de auto was aangebracht).[B]

2.4.

[B] en [C] hebben verklaard dat zij op de onder 2.3 genoemde data de Vergunning niet gebruikt hebben.

2.5.

De vergunninghouder heeft verklaard dat belanghebbende de Vergunning op de onder 2.3 genoemde data ten behoeve van haar heeft gebruikt.

2.6.

De parkeercontroleurs van Cition die de Naheffingsaanslagen hebben opgelegd hebben nadat belanghebbende een bezwaarschrift had ingediend door hun werkgever Cition (zie 5.1) de volgende vraag voorgelegd gekregen:

“Bent u rond de auto gelopen om te kijken of er een betaalbewijs, zoals een papierenvergunning, in lag?”

Deze vraag is door hen bevestigend beantwoord. Tevens verklaarden ze bij die gelegenheid dat er ‘niets’ in de auto was aangetroffen.

3 Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en daarbij het volgende overwogen (waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de heffingsambtenaar als verweerder):

“1. Verweerder heeft op de hiervoor genoemde data en tijdstippen aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd omdat de vergunning toen niet zichtbaar in zijn auto aanwezig was.

2. […] Eiser stelt dat de parkeervergunning goed zichtbaar was achter de achterruit. De andere twee kentekenhouders van de parkeervergunning hebben deze op de hiervoor genoemde tijdstippen niet gebruikt. Eiser verwijst naar hun verklaringen. Verweerder heeft de papieren parkeervergunning inmiddels vervangen door een digitaal systeem. Na registratie van eisers auto in dit systeem op 5 juli 2013 heeft eiser geen naheffingsaanslag meer opgelegd gekregen.

3. […] Tussen partijen is niet in geschil dat de vergunning van buitenaf zichtbaar in de geparkeerde auto aanwezig moet zijn.

4. De rechtbank acht niet aannemelijk dat de parkeervergunning duidelijk zichtbaar in eisers auto aanwezig was, zoals hij stelt. Vier verschillende controleurs hebben deze op de onderscheiden data en tijdstippen niet in eisers auto aangetroffen en dit achteraf schriftelijk bevestigd. Daartegenover staat alleen de verklaring van eiser. Die vindt de rechtbank onvoldoende. Gelet hierop moet eiser geacht worden zonder parkeervergunning te hebben geparkeerd zodat de naheffingsaanslagen hem terecht zijn opgelegd.”

4 Geschil in hoger beroep

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing