Home

Gerechtshof Amsterdam, 29-03-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:1211, 15/00082

Gerechtshof Amsterdam, 29-03-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:1211, 15/00082

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
29 maart 2016
Datum publicatie
5 april 2016
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2016:1211
Zaaknummer
15/00082

Inhoudsindicatie

Parkeerbelasting. Voldoende kenbaar dat parkeerbelasting verschuldigd was.

Uitspraak

Kenmerk 15/00082

29 maart 2016

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AMS 13/7688 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar,

(gemachtigde mr. [naam 1] ).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende op 23 augustus 2013 een naheffingsaanslag parkeerbelasting (hierna: de naheffingsaanslag) opgelegd ten bedrage van € 58,30 (inclusief € 55,90 aan kosten).

1.2.

Na hiertegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 13 november 2013, de naheffingsaanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen die uitspraak beroep ingesteld. Bij uitspraak van 20 januari 2015 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 3 maart 2015, en nader aangevuld bij faxbericht van 2 april 2015. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 maart 2016. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.

De rechtbank heeft in zijn uitspraak (waarin belanghebbende als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’ wordt aangeduid) de volgende feiten vastgesteld:

“1. Op 23 augustus 2013 om 23:23 uur heeft een parkeercontroleur aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd voor het zonder geldig parkeerbewijs parkeren door eiser van zijn auto met het kenteken [kenteken] , op de [adres 1] ter hoogte van nummer [nummer 1] , te [plaats] (Hof: verder de Locatie).”

2.2.

Nu tegen de feitenvaststelling door de rechtbank, als hiervoor vermeld, door partijen geen bezwaren zijn ingebracht, gaat het Hof ook van die feiten uit, zij het dat het de woorden “zonder geldig parkeerbewijs” leest als “zonder betalen van parkeerbelasting” (sinds het invoeren van het zogenaamd digitaal parkeren wordt immers geen parkeerbewijs meer verstrekt).

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil of de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd. Daarbij spitst het geschil zich toe op de vraag of het voor belanghebbende voldoende kenbaar was dat hij op de Locatie voor het parkeren parkeerbelasting verschuldigd was.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting van het Hof hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing