Home

Gerechtshof Amsterdam, 29-03-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:1212, 15/00661

Gerechtshof Amsterdam, 29-03-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:1212, 15/00661

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
29 maart 2016
Datum publicatie
6 april 2016
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2016:1212
Zaaknummer
15/00661

Inhoudsindicatie

Parkeerbelasting. Belanghebbendes beroep is door de rechtbank ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard maar de naheffingsaanslag parkeerbelasting is terecht opgelegd.

Uitspraak

Kenmerk 15/00661

29 maart 2016

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AMS 14/7798 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam , de heffingsambtenaar,

(gemachtigde mr. B. Brekveld ).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft op 7 augustus 2014 aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting (hierna: de naheffingsaanslag) opgelegd ten bedrage van € 55,60 (inclusief € 55,50 aan kosten).

1.2.

Na hiertegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 18 oktober 2014, de naheffingsaanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen die uitspraak beroep ingesteld. Bij uitspraak van 8 juli 2015 heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 21 augustus 2015, en nader aangevuld op 21 september 2015. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 maart 2016. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.

De rechtbank heeft in zijn uitspraak (waarin belanghebbende als ‘eiseres’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’ wordt aangeduid) de volgende feiten vastgesteld:

“1. Eiser heeft 4 augustus 2014 (het Hof leest 7 augustus 2014) zijn auto met kenteken [kenteken] (hierna: de auto) op of omstreeks 10.11 uur geparkeerd aan de [adres] te [plaats] (verder de Locatie). Bij de controle (…) heeft de parkeercontroleur geen betaling van parkeerrechten (voor ‘parkeerrechten’ leest het Hof ‘parkeerbelasting’) voor (het parkeren van) de auto geconstateerd. (Vervolgens) (is) aan eiser de betwiste naheffingsaanslag(...) opgelegd, bestaande (uit) € 0,10 aan parkeerbelasting en € 55,50 aan kosten van de naheffing.

2.2.

Nu tegen de feitenvaststelling door de rechtbank, als hiervoor vermeld, door partijen geen bezwaren zijn ingebracht, gaat het Hof ook van die feiten uit. Het Hof voegt daaraan de volgende feiten toe.

2.3.1.

De heffingsambtenaar heeft de uitspraak op bezwaar op (zaterdag) 18 oktober 2014 aan belanghebbende verzonden.

2.3.2.

Op (maandag) 1 december 2014 heeft de rechtbank belanghebbendes beroepschrift ontvangen.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil:

  1. Heeft belanghebbende tijdig een beroepschrift ingediend?

  2. Is de naheffingsaanslag terecht opgelegd?

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting van het Hof hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing