Gerechtshof Amsterdam, 13-01-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:124, 14/00785
Gerechtshof Amsterdam, 13-01-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:124, 14/00785
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 13 januari 2016
- Datum publicatie
- 27 januari 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2016:124
- Zaaknummer
- 14/00785
Inhoudsindicatie
WOZ-waarden niet te hoog vastgesteld. Het hoger beroep is gegrond omdat de rechtbank de proceskostenvergoeding onjuist heeft berekend.
Uitspraak
Kenmerk 14/00785
13 januari 2016
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[A] te [Z], belanghebbende,
gemachtigde: A. Oosters,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AMS 13/6594 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) met dagtekening 28 februari 2013 de waarde van de onroerende zaken [A-Straat] 138-H, 138-1, 138-2 en 138-3 te [Z] voor het jaar 2013 vastgesteld op achtereenvolgens € 235.500, € 240.000, € 206.500 en € 375.000. Tegelijk met deze beschikkingen is de aanslag onroerendezaakbelastingen (OZB) voor het jaar 2013 bekendgemaakt.
De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar van 3 oktober 2013 de waarde van de onroerende zaak [A-Straat] 138-H en de daarop gebaseerde aanslag OZB verlaagd en de waarde van de onroerende zaken [A-Straat] 138-1, 138-2 en 138-3 gehandhaafd. Voorts is een proceskostenvergoeding van in totaal € 470 toegekend.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de waarde van de onroerende zaken [A-Straat] 138-1 en 138-2 niet te hoog zijn vastgesteld en heeft bij uitspraak van 10 september 2014 als volgt beslist, waarbij belanghebbende als ‘eiser’ wordt aangeduid en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’:
“ De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij geen kosten voor het taxatierapport in bezwaar zijn toegekend;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
- veroordeelt verweerder in de kosten van eiser voor het taxatierapport in bezwaar van € 100,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 44 aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser in beroep tot een bedrag van € 486.”
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 21 oktober 2014. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2015. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
Nu de uitspraak van de rechtbank geen afzonderlijke vaststelling van de feiten bevat, stelt het Hof de feiten als volgt vast.
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaken [A-Straat] 138-1 en 138-2 (hierna: de woningen). De woningen betreffen bovenwoningen, die zijn gelegen op de eerste en tweede verdieping van het pand [A-Straat] 138. De oppervlakte van de woningen is 56 m². Het pand is omstreeks 1899 gebouwd.
In de periode 2007-2008 hebben aan het pand renovatiewerkzaamheden plaatsgevonden. De Aanvraag bouwvergunning dienaangaande d.d. 19 februari 2007 luidt – voor zover van belang – als volgt:
“(…)
4 De bouwwerkzaamheden
(…)
Ruimte voor toelichting:
Het uitvoeren van achterstallig onderhoud (renoveren), het herstellen van de fundering d.m.v. het maken van een nieuwe kelder, tevens het vervangen van de houten vloeren en het verplaatsen van de trappen, het maken van nieuwe binnenwanden, keukens en badkamers incl. installaties. En het renoveren van het dak.
(…)
8 Kosten
8 Aanneemsom of raming van de kosten (exclusief BTW) € 150.000 (…) ”
3 Geschil in hoger beroep
In geschil is de WOZ-waarde van de woningen op de waardepeildatum van 1 januari 2012. Belanghebbende bepleit voor beide woningen primair – onder verwijzing naar een door hem ingebrachte taxatiematrix – een WOZ-waarde van € 203.000 en subsidiair een van € 230.000.
Belanghebbende klaagt voorts over de motivering van de uitspraak van de rechtbank en haar beslissing omtrent de toegekende proceskosten ter zake van het in de bezwaarfase ingediende taxatierapport alsmede de in de beroepsfase verleende rechtsbijstand.
Voor de onderbouwing van de standpunten van partijen verwijst het Hof naar de stukken van het geding en hetgeen partijen daaraan ter zitting hebben toegevoegd.