Gerechtshof Amsterdam, 07-01-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:139, 14/00896
Gerechtshof Amsterdam, 07-01-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:139, 14/00896
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 7 januari 2016
- Datum publicatie
- 27 januari 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2016:139
- Zaaknummer
- 14/00896
Inhoudsindicatie
WOZ. Heffingsambtenaar heeft vastgestelde waarde voldoende aannemelijk gemaakt. Zo er al sprake was van een mindere ligging, is daarmee door de heffingsambtenaar voldoende rekening gehouden. Ook achterligging perceel en verzakking pand geen redenen voor correctie op vastgestelde waarde.
Uitspraak
kenmerk 14/00896
7 januari 2016
uitspraak van de derde enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] , belanghebbende,
gemachtigde: P.J.M. van Diepen
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk ALK 13/2139 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) van 20 oktober 2014 in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [Y] , de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) bij beschikking met dagtekening 28 februari 2013 de waarde per de waardepeildatum 1 januari 2012 van de onroerende zaak [a-straat] [3] te [Z] (gemeente [Y] ) voor het jaar 2013 vastgesteld op € 331.000.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak, gedagtekend 8 november 2013, de beschikking gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 20 oktober 2014 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 28 november 2014 en aangevuld bij brief van 29 december 2014. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Op 8 november 2015 heeft belanghebbende nadere stukken ingediend, welke in kopie zijn doorgezonden aan de inspecteur.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 november 2015. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan partijen is verzonden.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak, inclusief een schuur, gelegen aan het adres [a-straat] [3] te [Z] (hierna: de woning). De woning heeft als bouwjaar 1900 en is vrijstaand. De inhoud van de woning, inclusief een aanbouw, bedraagt 334 m³ en het perceeloppervlak bedraagt in totaal 536 m².
Volgens een door de heffingsambtenaar opgestelde matrix waarin de waarden van het pand en van de vergelijkingsobjecten zijn uitgesplitst in waarden per m² van het perceel en waarden per m³ van de opstal, is aan de eerste 400 m² van het perceel een waarde van € 400 per m² toegerekend en aan de volgende 136 m² een waarde van € 200 per m².
Blijkens een tot de stukken behorende kadastrale kaart waarop het onderhavige perceel en de omliggende percelen voorkomen is het perceel waarop de woning staat L-vormig. Het perceel van belanghebbende is aan de voorzijde bereikbaar via de [a-straat] . Het achterste gedeelte van het perceel, achter de woning, is deels gelegen achter het perceel waar de naastgelegen woning op staat en komt op die plaats uit op [b-straat] , een weg die op de [a-straat] uitkomt. Via [b-straat] beschikt de woning derhalve over een achterom.
In een door belanghebbende overgelegd taxatierapport, opgemaakt door P.A.J. Broekman, register makelaar taxateur, is per 1 januari 2012 een ‘marktwaarde’ vermeld van € 267.000 en is voorts onder meer vermeld:
“Bijzonderheden: Geen”
3 3. Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is evenals in eerste aanleg in geschil of de waarde van de woning op de waardepeildatum te hoog is vastgesteld. In het bijzonder is in geschil of daarbij voldoende rekening is gehouden met de ligging, de vorm van het perceel en de door belanghebbende gestelde scheve stand van de woning.