Gerechtshof Amsterdam, 07-01-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:145, 14/00889 en 14/00890
Gerechtshof Amsterdam, 07-01-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:145, 14/00889 en 14/00890
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 7 januari 2016
- Datum publicatie
- 27 januari 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2016:145
- Zaaknummer
- 14/00889 en 14/00890
- Relevante informatie
- Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-08-2023 tot 01-01-2024] art. 6:6, Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-08-2023 tot 01-01-2024] art. 6:7, Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-08-2023 tot 01-01-2024] art. 6:8, Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-08-2023 tot 01-01-2024] art. 6:9, Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-08-2023 tot 01-01-2024] art. 6:11
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Bezwaar niet-ontvankelijk want bezwaarschrift niet tijdig ter post bezorgd. Geen verschoonbare termijnoverschrijding nu de omstandigheid dat gemachtigde een onjuist postbusnummer aan de Belastingdienst heeft doorgegeven, waardoor hij de stukken te laat heeft ontvangen, voor rekening en risico van belanghebbende dient te komen.
Uitspraak
kenmerk 14/00889 en 14/00890
7 januari 2016
uitspraak van de derde enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] , belanghebbende,
gemachtigde: drs. H.M.J. van den Acker
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 13/4650 en 13/4651 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) van 14 oktober 2014 in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst Noord-Holland, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 29 februari 2012 voor het jaar 2009 ten name van belanghebbende een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (ib/pvv) opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen van € 35.088 (hierna: de aanslag). Gelijktijdig met deze aanslag heeft de inspecteur bij afzonderlijke beschikkingen een verzuimboete opgelegd ter grootte van € 226 en € 675 aan heffingsrente in rekening gebracht.
De inspecteur heeft met dagtekening 29 februari 2012 voor het jaar 2009 ten name van belanghebbende een aanslag Inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) opgelegd. Gelijktijdig met deze aanslag is bij afzonderlijke beschikking € 108 heffingsrente in rekening gebracht.
Na tegen de hiervoor vermelde aanslagen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 1 oktober 2013, de aanslagen gehandhaafd.
Bij uitspraak van 14 oktober 2014 heeft de rechtbank de door belanghebbende ingestelde beroepen gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar tegen beide aanslagen.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 7 mei 2015. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 november 2015. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in de onderdelen 1 t/m 3 van haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt in die uitspraak aangeduid als ‘eiser’, de inspecteur als ‘verweerder’.
“1. Eiser heeft bij brief van 11 april 2012 bezwaar gemaakt tegen de in geding zijnde aanslagen. Op het poststempel aangebracht op de enveloppe waarin verweerder het bezwaarschrift heeft ontvangen, staat: ‘frankering gecontroleerd NO1.120413.008468’.
2. Verweerder heeft eiser bij brief van 23 april 2012 het volgende meegedeeld:
“(…)
Een bezwaarschrift is tijdig ingediend als het binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag bij mij is bezorgd. Omdat hieraan niet is voldaan, is uw bezwaarschrift niet tijdig ingediend. Daarom verklaar ik u niet-ontvankelijk in uw bezwaar. Het bezwaar wordt aangemerkt als een verzoek om ambtshalve herziening.
(…)
Ik beslis in beginsel binnen 6 weken na ontvangst van uw verzoekschrift. In dit geval wordt de termijn voor de beslissing opgeschort. (…)”
3. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 1 oktober 2013 het bezwaar afgewezen.”
Ook het Hof gaat van deze feiten uit, zij het dat op de envelop waarin de bezwaarschriften zaten die de inspecteur heeft ontvangen niet een stempel, maar een sticker is aangebracht met de tekst ‘frankering gecontroleerd NO1.120413.008468’.
In het van het op de zitting verhandelde opgemaakte proces-verbaal is onder meer het volgende opgenomen:
“H.M.J. van den Acker
Ik heb het bezwaarschrift naar de Belastingdienst, kantoor Zaandam gestuurd en toen is het intern doorgestuurd naar kantoor Alkmaar. Ik dacht dat ik het persoonlijk had afgegeven in Alkmaar, maar dat was niet zo. Ik was een beetje in de war. Dit heeft bij de rechtbank niet in mijn voordeel gewerkt. Ik weet zeker dat ik het bezwaarschrift heb ingediend. Ik heb hier zelfs nog een aantekening van teruggevonden in mijn administratie. Het was bij het postsorteercentrum aan de Australiёhavenweg in Amsterdam. Ik heb het bezwaarschrift voor 21:00 in de brievenbus gedaan, dus nog voor de laatste buslichting. Ik weet niet hoe ik de poststempel op de envelop van mijn bezwaarschrift, waarop staat “120413”, precies moet lezen. Ik heb het bezwaarschrift echt op de post gedaan. De Australiёhavenweg is ergens in Amsterdam-West inderdaad. Er is een brievenbus, waarop je kan zien of de buslichting al is geweest. Ik was daar om 20:45 zag ik op de aantekening die ik heb gevonden.”
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof primair in geschil of belanghebbende ontvankelijk is in zijn bezwaar. Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord, is in geschil of de aanslagen naar de juiste bedragen zijn vastgesteld.