Home

Gerechtshof Amsterdam, 07-01-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:147, 14/00712

Gerechtshof Amsterdam, 07-01-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:147, 14/00712

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
7 januari 2016
Datum publicatie
27 januari 2016
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2016:147
Zaaknummer
14/00712
Relevante informatie
Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 01-04-2023 tot 01-01-2024] art. 225

Inhoudsindicatie

Parkeerbelasting. Hoger beroep niet-ontvankelijk. Nu naheffingsaanslag door rechtbank is vernietigd heeft belanghebbende bij een beslissing van het Hof geen belang. Dat wordt niet anders doordat het belanghebbende niet of onvoldoende duidelijk is geworden waarom de naheffingsaanslag is vernietigd en de uitspraak van de rechtbank daarover onvoldoende opheldering verschaft.

Uitspraak

kenmerk 14/00712

7 januari 2016

uitspraak van de derde enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] , belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AMS 13/7014 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 14 augustus 2014 in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 31 juli 2013 aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd ten bedrage van € 60,90 (hierna: de naheffingsaanslag).

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak, gedagtekend 23 oktober 2013, de naheffingsaanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak van de heffingsambtenaar beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 14 augustus 2014 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de naheffingsaanslag vernietigd.

1.4.

Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 14 november 2014. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 november 2015. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in onderdeel 2 van haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt in die uitspraak aangeduid als ‘eiser’, de inspecteur als ‘verweerder’.

“2. Op 31 juli 2013 omstreeks 16.19 uur constateerde een parkeercontroleur van de gemeente Amsterdam dat de auto van eiser, merk Volvo, met kenteken [nummer] , op de Prinsengracht te Amsterdam ter hoogte van huisnummer 789 geparkeerd stond. Bij controle stelde de parkeercontroleur vast dat geen aangifte van parkeerbelasting voor het parkeren van de auto was gedaan. De parkeercontroleur heeft vervolgens aan eiser een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd ter hoogte van € 60,90. Het nageheven bedrag bestaat uit € 5 (parkeerbelasting) en € 55,90 (kosten van de naheffingsaanslag).”

2.2.

Vaststaat dat de naheffingsaanslag door de rechtbank is vernietigd.

2.3.

Belanghebbende heeft in zijn hoger beroepschrift onder meer het volgende gesteld:

“Verzoek om hoger beroep. Eiser wordt “algemeen” in dit vonnis (AMS 13/7014 parkbl 305) in het gelijk gesteld. Echter de rechter gaat ondanks mijn uitdrukkelijke verzoeken niet in op mijn specifieke gronden van bezwaar ter zitting.”

2.4.

Ter zitting van het Hof heeft de heffingsambtenaar onder meer het volgende verklaard:

“De naheffingsaanslag is denk ik vernietigd omdat het om laden en lossen ging. De vraag is of de auto geparkeerd staat (dit is een belastbaar feit) dan wel of sprake is van laden en lossen. (…) Mijn collega’s hebben het verhaal van [X] aangehoord op de zitting van de rechtbank en toen besloten de naheffingsaanslag te vernietigen.”

3 3. Geschil in hoger beroep

In geschil is allereerst of belanghebbende ontvankelijk is in zijn hoger beroep. Voorts is in geschil of de uitspraak van de rechtbank voldoende is gemotiveerd.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing