Gerechtshof Amsterdam, 12-04-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:1505, 15/00647, 15/00648 en 15/00649
Gerechtshof Amsterdam, 12-04-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:1505, 15/00647, 15/00648 en 15/00649
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 12 april 2016
- Datum publicatie
- 28 april 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2016:1505
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:12
- Zaaknummer
- 15/00647, 15/00648 en 15/00649
Inhoudsindicatie
woz, art. 17, lid 2
minder lichtinval in schuur betekent niet dat de schuur buiten beschouwing moet blijven bij de waardebepaling van de onroerende zaak.
Uitspraak
kenmerk 15/00647 tot en met 15/00649
12 april 2016
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X 2] te [Z] , belanghebbende,
tegen de uitspraak in de zaken met kenmerk ALK 14/228, ALK 14/229 en ALK 14/230 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) van 7 juli 2015 in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Stede Broec,
de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikkingen krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) met dagtekening 28 februari 2011, 29 februari 2012 en 28 februari 2013 de waarde van de onroerende zaak [a-straat] [1 1] te [A] (hierna: de woning) voor het jaar 2011, 2012 en 2013 vastgesteld op achtereenvolgens € 306.000, € 304.000 en € 288.000. In dezelfde geschriften zijn ook de aanslagen onroerende-zaakbelastingen 2011, 2012 en 2013 bekendgemaakt.
De heffingsambtenaar heeft bij uitspraken op bezwaar van 13 december 2013 de voor de jaren 2011 en 2012 vastgestelde waarde verlaagd tot achtereenvolgens € 269.000 en € 255.000 en de daarop gebaseerde aanslagen dienovereenkomstig verminderd. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 16 december 2013 de voor het jaar 2013 vastgestelde waarde verlaagd tot € 245.000 en de daarop gebaseerde aanslag dienovereenkomstig verminderd.
De rechtbank heeft bij de bestreden uitspraak de bij haar ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Het hogerberoepschrift van belanghebbende is op 18 augustus 2015 ingekomen en is aangevuld bij brief van 16 september 2015. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 maart 2016. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
De rechtbank heeft in haar uitspraak (waarin belanghebbende wordt aangeduid als ‘eiser’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’) de navolgende feiten vastgesteld.
“Eiser is eigenaar van de woning. De woning is een vrijstaande woning met een schuur. De schuur betreft een voormalige tuinderschuur van ongeveer 40 m3. De inhoud van de woning is ongeveer 500 m3 en de oppervlakte van het perceel is ongeveer 450 m2. De woning is circa 1915 gebouwd.”
Ter zitting van het Hof is vastgesteld dat de schuur een oppervlakte van 40 m2 en een inhoud van omstreeks 140 m3 heeft. Nu tegen de feitenvaststelling door de rechtbank, als hiervoor vermeld overigens door partijen geen bezwaren zijn ingebracht, gaat ook het Hof van die feiten uit. Op grond van het onderzoek ter zitting voegt het Hof daar nog de volgende feiten aan toe.
Het achter de woning gelegen perceelgedeelte is vanaf de straatzijde bereikbaar via een – grotendeels op grond van het perceel gelegen – steeg tussen de woning en de aangrenzende woning op nr. 8. Via deze steeg, en vervolgens via een pad in de achtertuin, is ook de schuur bereikbaar. De schuur is gelegen op een perceelsgedeelte achter de woning op nr. 8 dat oorspronkelijk deel uitmaakte van het perceel bij nr. 8 maar dat in of omstreeks 1965 door belanghebbende in eigendom is verworven. De voorzijde van de schuur bevindt zich aan het water dat langs de achterzijde van het gehele perceel is gelegen; de schuur is ook over dit water bereikbaar. De achterzijde van de schuur is slechts door een schutting afgescheiden van het perceel van nr. 8. In die achterzijde bevinden zich ramen. Bij de akte van levering van de schuur is een erfdienstbaarheid van lichtinval in de schuur gevestigd. Op het perceelsgedeelte (recht) achter de woning van belanghebbende staat een tuinhuis, ook wel aangeduid als blokhut.
Belanghebbende is verwikkeld in geschillen met de buren op nr. 8, onder meer betreffende het exacte verloop van de erfgrens in de steeg, op of dichtbij de erfgrens gelegen bomen en een door de buren op nr. 8 opgerichte schutting op de erfgrens direct achter de schuur.
3 3. Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is evenals in eerste aanleg in geschil of de waarde van de woning op de waardepeildata 1 januari 2010 (belastingjaar 2011), 1 januari 2011 (belastingjaar 2012) en 1 januari 2012 (belastingjaar 2013) te hoog is vastgesteld. De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat de naar die data vastgestelde waarden, zoals verminderd bij uitspraak op bezwaar, van achtereenvolgens € 269.000, € 255.000 en € 245.000, niet te hoog zijn. Belanghebbende stelt zich, naar het Hof van hem ter zitting heeft begrepen, op het standpunt dat de vastgestelde waarden verminderd dienen te worden tot achtereenvolgens € 204.000 en (afgerond) € 193.000 en € 186.000.