Home

Gerechtshof Amsterdam, 07-04-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:1589, 15/00203

Gerechtshof Amsterdam, 07-04-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:1589, 15/00203

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
7 april 2016
Datum publicatie
4 mei 2016
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2016:1589
Zaaknummer
15/00203

Inhoudsindicatie

Belanghebbende exploiteert in een pand een B&B. De vennoten van belanghebbende zijn eveneens woonachtig in het pand. Het Hof is van oordeel dat geen sprake is van een afzonderlijk te onderkennen bedrijfsruimte in het pand. De aanslag ‘zuiveringsheffing bedrijven’ is dan ook ten onrechte aan belanghebbende opgelegd.

Uitspraak

kenmerk 15/00203

7 april 2016

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de heffingsambtenaar van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht, de heffingsambtenaar,

( [X] )

tegen

de uitspraak in de zaak met kenmerk AMS 14/1348 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 27 maart 2015 in het geding tussen

de vennootschap onder firma [Y] te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: [A] )

en

de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Met dagtekening 31 oktober 2013 heeft de heffingsambtenaar aan belanghebbende voor het jaar 2012 een aanslag zuiveringsheffing bedrijven (hierna: de aanslag) opgelegd van € 720,22.

1.2.

Na tegen de aanslag gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak van 7 februari 2014 het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen die uitspraak beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft bij uitspraak van 27 maart 2015 als volgt beslist (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’):

“De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit;

- herroept de aanslag zuiveringsheffing 2012;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 45,- aan eiseres te vergoeden.”

De formulering “herroept de aanslag zuiveringsheffing” betekent “vernietigt de aanslag zuiveringsheffing”. Het Hof zal het dictum van de rechtbank aldus verstaan.

1.4.

Het tegen deze uitspraak door de inspecteur ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 8 mei 2015. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Op 22 februari 2016 zijn nadere stukken ontvangen van de heffingsambtenaar. Deze zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 maart 2016. Namens belanghebbende is verschenen de heer [A] , vennoot in de vennootschap onder firma [Y] , en namens de heffingsambtenaar, de heren [X] en [B] . Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

Het Hof vindt aanleiding de feiten zelfstandig vast te stellen.

2.1.

Belanghebbende is gevestigd op de adressen [adres 1] en [adres 2] , en exploiteert een ‘bed and breakfast’ (hierna: B&B). Het Hof zal genoemde adressen hierna gezamenlijk aanduiden als “het pand”.

2.2.

De exploitanten (vennoten), [C] en [A] , van belanghebbende (hierna: de bewoners) wonen in het pand.

2.3.

Op de tweede etage van het pand bevinden zich twee slaapkamers. De slaapkamers hebben ieder een eigen badkamer (met wastafel, douche en toilet). Deze twee slaapkamers worden in het kader van de B&B geëxploiteerd; aldaar verblijven de gasten van de B&B (hierna de gasten) tegen een geldelijke vergoeding.

2.4.

Het pand beschikt voorts over een ruime keuken en een tuin, waarvan de gasten gebruik kunnen maken. Dit gebruik vindt met enige regelmaat plaats.

2.5.

De bewoners en de gasten hebben toegang tot het pand via dezelfde voordeur.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de onderhavige aanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd. Primair is in geschil of het gedeelte van het pand dat (mede) voor de B&B wordt gebruikt, is aan te merken als een afzonderlijke bedrijfsruimte; subsidiair is in geschil of de hoogte van de aanslag op de juiste wijze berekend is.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

De heffingsambtenaar concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en ongegrondverklaring van het beroep van belanghebbende. Belanghebbende concludeert primair tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank en subsidiair tot vermindering van de aanslag.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Proceskosten

7 Beslissing