Gerechtshof Amsterdam, 03-05-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:1633, 15/00108
Gerechtshof Amsterdam, 03-05-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:1633, 15/00108
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 3 mei 2016
- Datum publicatie
- 11 mei 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2016:1633
- Zaaknummer
- 15/00108
- Relevante informatie
- Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 31-01-2024] art. 225
Inhoudsindicatie
Procesrecht. De rechtbank had haar beslissing om de zaak niet aan te houden in de uitspraak dienen te motiveren. Weliswaar geen terugwijzing naar de rechtbank. Voor de tekortkomingen in de procedure in eerste aanleg is aan belanghebbende voldoende herstelmogelijkheid geboden. Zij heeft ermee ingestemd dat het Hof in de zaak zal beslissen en uitspraak zal doen. Wel aanleiding de griffier te gelasten het door belanghebbende in hoger beroep betaalde griffierecht terug te betalen.
Uitspraak
Kenmerk 15/00108
3 mei 2016
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AMS 14/4154 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is op 4 april 2014 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd, ten bedrage van € 57,90 (bestaande uit € 2,40 aan parkeerbelasting verhoogd met een bedrag van € 55,50 aan kosten ter zake van het opleggen van die naheffingsaanslag).
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de hiervoor gemelde naheffingsaanslag. Bij uitspraak op bezwaar, d.d. 19 mei 2014, heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard en de naheffingsaanslag gehandhaafd.
Bij uitspraak van 19 maart 2015 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep tegen de hiervoor gemelde uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 27 maart 2015. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 januari 2016. Aldaar is verschenen namens de heffingsambtenaar de heer H. Oderkerk. Belanghebbende is, met kennisgeving aan het Hof, niet verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift met de uitspraak wordt meegezonden.
Belanghebbende heeft het Hof verzocht, onder andere om medische redenen, de zitting aan te houden. Na afloop van de zitting heeft zij een doktersverklaring toegezonden. Het Hof heeft daarin aanleiding gezien het onderzoek te heropenen.
Een tweede (nadere) zitting heeft plaatsgevonden op 12 april 2016. Aldaar is belanghebbende verschenen. De heffingsambtenaar is, hoewel op de wettelijk voorgeschreven wijze opgeroepen, niet verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift met de uitspraak wordt meegezonden
2 Feiten
Nu de uitspraak van de rechtbank geen afzonderlijke vaststelling van de feiten bevat, stelt het Hof de feiten als volgt vast:
Aan belanghebbende, parkeerder van de auto met het kenteken [1] (hierna: de Auto), is ter zake van het niet voldoen van parkeerbelasting op (vrijdag) 4 april 2014 om 13:19 uur de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd. Volgens het aanslagbiljet had belanghebbende de parkeerbelasting die zij ter zake van het parkeren van de auto in de Frans Zieglerstraat te Amsterdam verschuldigd was, niet voldaan.
De Frans Zieglerstraat is een straat in Amsterdam, die op grond van de Verordening Parkeerbelastingen 2014 van de gemeente Amsterdam (hierna: de Verordening) is aangewezen als zone waar – op de hiervoor vermelde tijdstippen – ter zake van parkeren parkeerbelasting is verschuldigd.
De Auto was door belanghebbende geleend. Haar eigen auto, met kenteken [2] , moest worden gerepareerd.
Belanghebbende beschikte over een gehandicaptenparkeervergunning (de vergunning). Een dergelijke vergunning wordt op kenteken geregistreerd. Ten tijde van het parkeren was de vergunning geregistreerd op het kenteken [2] , en (dus) niet voor de Auto.
Belanghebbende, althans haar cliënt, heeft geprobeerd de parkeerbelasting te betalen. Een nabije parkeerautomaat bleek onbruikbaar.
De parkeercontroleur heeft geen (kopie van de) naheffingsaanslag achter de ruitenwisser van de Auto achtergelaten.
3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en daarbij, voor zover van belang, het volgende overwogen (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
“4. Eiseres heeft een verzoek om vrijstelling van het verschuldigde griffierecht ingediend nadat zij dit had voldaan. De rechtbank wijst dit verzoek af. Eiseres heeft het griffierecht van € 45,- betaald, zodat niet is gebleken van kennelijke betalingsonmacht ter zake van het voldoen van het griffierecht. De rechtbank acht daarbij verder van betekenis dat verzoekster toegang tot de rechter heeft verkregen en er derhalve geen sprake is van schending van artikel 6 van het EVRM.
5. Op grond van artikel 1, onder a, en artikel 4, eerste lid, van de Verordening Parkeerbelastingen 2014 van de gemeente Amsterdam is parkeerbelasting verschuldigd bij de aanvang van het parkeren op een daarvoor aangewezen plaats. Niet in geschil is dat eiseres de auto had geparkeerd op een fiscale parkeerplaats.
6. Eiseres heeft aangevoerd dat zij crisiswerker MWD in het AMW 1e-lijns ggz is en dat zij met cliënten was die in een stevige crisis waren verwikkeld. Zij beschikt over een gehandicaptenparkeerkaart, maar ze reed op dat moment in een huurauto en kon het kenteken niet meer omzetten. Haar cliënt wilde parkeergeld betalen bij de parkeerautomaat, maar die bleek defect. Verder heeft eiseres aangevoerd dat zijn geen kennisgeving van beschikking achter haar ruitenwisser heeft aangetroffen en dat zij diverse stukken op haar dashboard had gelegd, waaronder een mededeling dat de parkeerautomaat defect was.
7. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de parkeervergunning van eiseres op het tijdstip van het opleggen van de naheffingsaanslag niet geregistreerd stond op het kenteken van de geparkeerde auto. Eiseres diende dan ook op andere wijze parkeerbelasting te betalen. Uit haar relaas blijkt dat zij zich dat ook realiseerde, omdat haar cliënt naar de parkeerautomaat is gelopen. De desbetreffende parkeerautomaat was inderdaad defect, maar eiseres had een parkeerrecht kunnen en moeten aanschaffen bij een van de andere parkeerautomaten in de omgeving. Verder heeft verweerder meegedeeld dat er geen wettelijke verplichting is om een naheffingsaanslag op of aan het voertuig aan te brengen. De gemeente heeft ervoor gekozen om geen gebruik meer te maken van de mogelijkheid om de naheffingsaanslag op of aan het voertuig aan te brengen, maar om de naheffingsaanslag bekend te maken door middel van verzending aan de belastingplichtige.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder er terecht op gewezen dat er geen wettelijke verplichting is om een naheffingsaanslag bekend te maken door hem achter de ruitenwisser te doen. Dat is slechts een van de mogelijkheden van bekendmaking die de regelgeving biedt. Uit artikel 8 van de Invorderingswet en artikel 234, zevende lid, van de Gemeentewet volgt dat een naheffingsaanslag ook uitsluitend bekend gemaakt kan worden door middel van verzending, zoals hier is gebeurd. De omstandigheid dat de naheffingsaanslag niet achter de ruitenwisser van de auto van eiseres is bevestigd, vormt dan ook geen reden voor vernietiging van de naheffingsaanslag, zoals eiseres kennelijk meent.
9. In de omstandigheid dat eiseres over een gehandicaptenparkeerkaart beschikte, ziet de rechtbank evenmin aanleiding om de naheffingsaanslag te vernietigen. De gehandicaptenparkeerkaart was geregistreerd voor een ander kenteken dan de huurauto die eiseres op de desbetreffende parkeerplaats parkeerde. Eiseres heeft het kenteken niet tijdig omgezet. Naar het oordeel van de rechtbank komt dat voor risico van eiseres, nu zij zelf heeft aangegeven dat zij de huurauto reeds sinds 4 februari 2014 had, omdat haar eigen auto defect was. De naheffingsaanslag is opgelegd op 4 april 2014, dus twee maanden later. Eiseres heeft dan ook ruimschoots de tijd gehad om het kenteken om te zetten.
10. Nu de gehandicaptenparkeerkaart van eiseres niet geldig was voor de auto die eiseres op de desbetreffende parkeerplaats heeft geparkeerd, was zij voor het parkeren parkeerbelasting verschuldigd. Haar cliënt is daartoe naar de dichtstbijzijnde parkeermeter gelopen. Dat deze parkeerautomaat defect was, is tussen partijen niet in geschil. De vraag is dan ook of van eiseres dan wel van haar cliënt verlangd mocht worden om op zoek te gaan naar een andere parkeerautomaat in de omgeving. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Verweerder heeft door middel van een plattegrond aangetoond dat in de naaste omgeving twee andere parkeerautomaten stonden, waar eiseres dan wel haar cliënt een parkeerrecht had kunnen aanschaffen. Eiseres heeft niet aangetoond dat sprake was van dermate bijzondere omstandigheden dat van haar of van haar cliënt niet gevergd kon worden naar een andere parkeerautomaat in de omgeving te zoeken.
11. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Het beroep is dan ook ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht ziet de rechtbank geen aanleiding.”