Home

Gerechtshof Amsterdam, 31-03-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:1767, 15/00020

Gerechtshof Amsterdam, 31-03-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:1767, 15/00020

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
31 maart 2016
Datum publicatie
7 juni 2016
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2016:1767
Zaaknummer
15/00020
Relevante informatie
Wet waardering onroerende zaken [Tekst geldig vanaf 01-01-2024] art. 17

Inhoudsindicatie

WOZ. Waarde niet te hoog vastgesteld.

Uitspraak

kenmerk 15/00020

31 maart 2016

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Y] , belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AMS 13/7221 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 10 december 2014 in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) bij beschikking met dagtekening 31 mei 2012 de waarde per de waardepeildatum 1 januari 2011 van de onroerende zaak [A straat] [A] (derde etage voor en zolder, hierna: de woning) te [B] voor het jaar 2012 vastgesteld op € 507.500. In hetzelfde geschrift is ook de aanslag onroerendezaakbelastingen (OZB) 2012 bekend gemaakt.1.2. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak, gedagtekend 12 november 2013, de waarde van de woning verminderd en vastgesteld op € 436.000 en de aanslag OZB dienovereenkomstig verminderd.1.3. Bij uitspraak van 10 december 2014 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard en de heffingsambtenaar veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan belanghebbende tot een bedrag van € 1.000.

1.4.

Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 19 januari 2015. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 februari 2016. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.

De rechtbank heeft in de onderdelen 1 en 2 van haar uitspraak (waarin belanghebbende wordt aangeduid als ‘eiser’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’) de navolgende feiten vastgesteld.

“1. Eiser is genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de woning.

2. De woning is een appartement in een complex met meerdere woningen in een monumentaal pand. Het vloeroppervlak van de woning is volgens het taxatierapport ongeveer 121 m². De woning beschikt over een bergingsvliering.”

2.2.

Nu tegen de feitenvaststelling door de rechtbank, als hiervoor vermeld, door partijen geen bezwaren zijn ingebracht, gaat ook het Hof van die feiten uit.

3 Geschil in hoger beroep

In hoger beroep is evenals in eerste aanleg in geschil of de waarde van de woning op de waardepeildatum te hoog is vastgesteld.

4 Beoordeling van het geschil 4.1. De rechtbank heeft in de onderdelen 5 t/m 15 van haar uitspraak omtrent het geschil als volgt overwogen.

5 Kosten

6 Beslissing