Home

Gerechtshof Amsterdam, 11-02-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:1945, 15/00023 tot en met 15/00027

Gerechtshof Amsterdam, 11-02-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:1945, 15/00023 tot en met 15/00027

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
11 februari 2016
Datum publicatie
25 mei 2016
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2016:1945
Formele relaties
Zaaknummer
15/00023 tot en met 15/00027

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft auto’s ook voor privédoeleinden ter beschikking gesteld aan werknemers in de zin van artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964. De naheffingsaanslag is terecht opgelegd. Belanghebbende heeft haar aangiften laten verzorgen door een administratiekantoor. De inspecteur heeft niet bewezen dat bij belanghebbende zelf grove schuld aanwezig was, waardoor de opgelegde boeten zijn vernietigd.

Uitspraak

kenmerken 15/00023 tot en met 15/00027

11 februari 2016

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op de hoger beroepen van

[X] te [Z] , belanghebbende,

tegen

de uitspraak in de zaken met kenmerk HAA 14/1352, 14/1353, 14/1354, 14/1355 en 14/1356 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) van 18 december 2014 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende over de tijdvakken 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008, 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009, 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010, 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 en 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 naheffingsaanslagen loonheffing (hierna: LH) opgelegd van respectievelijk € 9.110, € 9.946, € 7.186, € 8.403 en € 8.152. Voorts heeft de inspecteur bij afzonderlijke beschikkingen voor ieder tijdvak een boete opgelegd van 20% van de verschuldigde LH.

1.2.

Belanghebbende heeft tegen voornoemde beschikkingen bezwaar gemaakt.

1.3.

De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 27 februari 2014 de naheffingsaanslagen en de boetebeschikkingen gehandhaafd.

1.4.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.5.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Belanghebbende heeft schriftelijk gerepliceerd en de inspecteur heeft schriftelijk gedupliceerd.

1.7.

De zitting heeft plaatsgehad op 12 januari 2016 te Amsterdam. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, vertegenwoordigd door de heer [directeur] , vergezeld van haar gemachtigde de heer [gemachtigde] , alsmede, namens de inspecteur, de heer [A] en de heer [B] .

1.8.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat met deze uitspraak in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):

“2.1. Eiseres exploiteert een Chinees restaurant. Directeur-enig aandeelhouder van eiseres is [directeur] . Bij eiseres heeft vanaf 14 februari 2013 een boekenonderzoek plaatsgevonden, waarvan de bevindingen op 28 augustus 2013 zijn neergelegd in een rapport. Tijdens het onderzoek is de verwerking van het privé-gebruik van de aan werknemers ter beschikking gestelde auto’s in de loonaangiften onderzocht.

2.2.

Volgens de verzamelloonstaten zijn er bij eiseres in de jaren 2008 tot en met 2012 tien tot twaalf werknemers in dienst geweest. De kolommen Waarde privé-gebruik auto, privé-gebruik auto en Werknemersbijdrage privé-gebruik auto zijn steeds met “0” ingevuld.

2.3.

In het verweerschrift is onderstaand schema opgenomen:

Personenauto’s

Kenteken

Periode

Autokosten

Balans

RDW

[X]

[kenteken 1]

1/1/2008 t/m 12/1/2011

Ja

Ja

[X] (tot 3/10/08)/ [directeur] (vanaf 3/10/08)

-

[directeur]

(vanaf 3/10/08)

[kenteken 2]

1/2/2011 t/m 26/5/2011

Ja

Nee

[werknemer A]

[werknemer A]

[kenteken 3]

11/2/2008 t/m 10/5/2010

Ja

Ja

[werknemer A]

-

[kenteken 4]

11/5/2010 t/m 5/11/2010

Ja

Ja

[X]

[X]

[kenteken 5]

10/1/2011 t/m 31/12/2012

Ja

Ja

[X]

[directeur]

Bestelauto’s

Kenteken

Periode

Autokosten

Balans

RDW

Bh ( [X] )

[kenteken 6]

1/1/2008 t/m 17/3/2009

Ja

Ja

[X]

[X]

[kenteken 7]

26/1/2009 t/m 2/8/2010

Ja

Ja

[X]

[X]

[kenteken 8]

17/8/2010 t/m 15/7/2011

Ja

Nee

[werknemer A]

[werknemer A]

[kenteken 9]

12/9/2011 t/m 31/12/2012

Ja

Ja

[X]

[X]

(Toelichting Hof: de kolom RDW vermeldt op wiens naam het kenteken is gesteld volgens de Rijksdienst voor het wegverkeer; de kolom [X] vermeldt wie volgens belanghebbende, [X] , eigenaar is van de auto. )

2.4.

Vanwege het door verweerder gestelde privé-gebruik van de ter beschikking gestelde personen- en bestelauto’s in de periode 2008-2012, is de correctie voor de personenauto’s bepaald op 25 % van de cataloguswaarde van de auto’s. De correctie voor de bestelauto’s is door verweerder op basis van de regeling voor doorlopend afwisselend gebruik bepaald op € 300 eindheffing per bestelauto per jaar dat de bestelauto ter beschikking is gesteld. Deze correcties hebben geleid tot de hierboven onder “Procesverloop” genoemde naheffingsaanslagen loonheffing.”

2.2.

Het Hof gaat van dezelfde feiten uit en voegt daaraan nog het volgende toe.

2.3.

Belanghebbende heeft ter zitting van het Hof de juistheid van het in het door de rechtbank in 2.3. van de rechtbankuitspraak vermelde, uit het verweerschrift overgenomen, schema bevestigd.

2.4.

Belanghebbende heeft ter zitting van het Hof verklaard dat alle kosten en lasten van de (onder 2.3 van de rechtbankuitspraak genoemde) auto’s door belanghebbende in de onderhavige jaren ten laste van het resultaat zijn gebracht, ook van de auto’s die ten onrechte op de balans van belanghebbende zijn opgenomen.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In hoger beroep is - evenals in eerste aanleg - in geschil of aan belanghebbende terecht naheffingsaanslagen LH en boetebeschikkingen voor de onderhavige tijdvakken zijn opgelegd.

Daarbij spitst het geschil zich toe op de volgende vragen:

(A) Heeft de inspecteur terecht LH nageheven. Dit geschilpunt spitst zich toe op de vraag of belanghebbende auto’s ook voor privé-doeleinden ter beschikking heeft gesteld aan werknemers in de zin van artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: de Wet)?

(B) Is sprake van een navordering van inkomstenbelasting (hierna ook IB) verhinderend gebrek aan een nieuw feit dat in dezen ook in de weg zou staan aan naheffing van LH; zo ja

(C) Heeft de inspecteur terecht vergrijpboeten (voor grove schuld) opgelegd?

Belanghebbende beantwoordt vraag (A) en (C) ontkennend. De inspecteur beantwoordt deze vragen bevestigend, bij vraag (A) stelt hij subsidiair dat de naheffingsaanslagen verminderd dienen te worden met de bedragen die betrekking hebben op de auto’s die, naar belanghebbende stelt, ten onrechte op de balans zijn opgenomen. Vraag (B) beantwoordt belanghebbende als volgt. Zij stelt - naar het Hof begrijpt - dat in de inkomstenbelasting geen navordering kan plaatsvinden, omdat een nieuw feit ontbreekt, zodat de inspecteur (eveneens) geen naheffingsaanslag LH kan opleggen. De inspecteur geeft een ander antwoord op deze vraag. Hij stelt dat het boekenonderzoek een nieuw feit opleverde als bedoeld in artikel 16 Awr, zodat navorderingsaanslagen inkomstenbelasting opgelegd hadden kunnen worden; hij heeft evenwel de vrijheid om te kiezen voor een correctie in de vorm van naheffingsaanslagen LH.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing