Gerechtshof Amsterdam, 19-05-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:2024, 15/00637
Gerechtshof Amsterdam, 19-05-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:2024, 15/00637
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 19 mei 2016
- Datum publicatie
- 1 juni 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2016:2024
- Zaaknummer
- 15/00637
Inhoudsindicatie
De inspecteur heeft een boete opgelegd omdat belanghebbende de omzetbelasting te laat heeft voldaan. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank waarbij de boete is verminderd. Het hoger beroep van de inspecteur is ongegrond. Het Hof overweegt dat voor de beoordeling van het betaalgedrag enkel de voldoening van de het middel omzetbelasting in ogenschouw moet worden genomen. Andere door de inspecteur gestelde vertragingen vielen binnen de coulance periode en hebben niet tot een verzuimboete of verzuimmededeling geleid.
Uitspraak
Kenmerk 15/00637
19 mei 2016
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur
tegen de uitspraak met kenmerk HAA 14/5305 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
de inspecteur
en
[X] te [Z] , belanghebbende
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende over het tijdvak 1 april 2014 tot en met 30 juni 2014 een boete van € 3.913 opgelegd in verband met het niet tijdig betalen van verschuldigde omzetbelasting.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de boetebeschikking gehandhaafd.
Bij uitspraak van 2 juli 2015 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en als volgt beslist, waarbij belanghebbende is aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’:
“De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de boete tot € 1.500;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 409,60;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 328 aan eiseres te vergoeden.”
Het tegen deze uitspraak door de inspecteur ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 13 augustus 2015. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend, bij het Hof ingekomen op 16 oktober 2015.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 maart 2016. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in haar uitspraak de volgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als “eiseres” en de inspecteur als “verweerder”:
“1. Eiseres voert een advocatenpraktijk.
2. De termijn voor het doen van aangifte omzetbelasting en het voldoen van de verschuldigde omzetbelasting over het tweede kwartaal 2014 eindigde op 31 juli 2014.
3. Eiseres heef top 17 juli 2014 aangifte gedaan over het tweede kwartaal 2014, maar heeft de door haar verschuldigde omzetbelasting vervolgens pas voldaan op 18 augustus 2014.
4. Verweerder heeft vanwege de te late betaling op 30 augustus 2014 de boete aan eiseres op gelegd.”
Het Hof gaat voor de beslechting van het geschil uit van dezelfde feiten.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de verzuimboete terecht en voor het juiste bedrag is opgelegd.
Voor de onderbouwing van de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken, waaronder het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting.