Gerechtshof Amsterdam, 14-04-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:2592, 15/00061
Gerechtshof Amsterdam, 14-04-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:2592, 15/00061
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 14 april 2016
- Datum publicatie
- 6 juli 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2016:2592
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2015:3853, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 15/00061
Inhoudsindicatie
Herinvesteringsreserve. Belanghebbende verkoopt een pand en vormt daarvoor een herinvesteringsreserve. Anders dan de rechtbank is het Hof van oordeel dat het voornemen tot herinvesteren voldoende concreet is. De te ondernemen activiteiten liggen voldoende in lijn met de activiteiten die in het verkochte pand werden verricht.
Uitspraak
kenmerk 15/00061
14 april 2016
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] , belanghebbende,gemachtigde: mr. R.T. Derksen te Arnhem,
tegen de uitspraak van 9 januari 2015 in de zaak met kenmerk HAA 14/1112 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 21 september 2012 aan belanghebbende voor het jaar 2008 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 992.351 en het verlies uit werk en woning vastgesteld op nihil.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 19 februari 2014, de aanslag en de verliesvaststellingsbeschikking gehandhaafd.
Het tegen deze uitspraak ingestelde beroep heeft de rechtbank in haar uitspraak van 9 januari 2015 ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 11 februari 2015, aangevuld bij brief van 10 maart 2015. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Van belanghebbende is een nader stuk ontvangen op 14 oktober 2015. Een kopie daarvan is naar de inspecteur verzonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 maart 2016. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
In de uitspraak van de rechtbank zijn de volgende feiten vermeld:
“2.1. Eiser, geboren in 1946, heeft de opleiding industriële vormgeving gevolgd.
Sinds zijn afstuderen is eiser werkzaam als ondernemer in de kunst- en cultuursector. Hij houdt zich onder meer bezig met het ontwerpen van tentoonstellingen, catalogi en affiches voor diverse Nederlandse culturele instellingen. Daarnaast heeft eiser gedoceerd aan verschillende onderwijsinstellingen, bijvoorbeeld de [onderwijsinstelling 1] , de [onderwijsinstelling 2] en [onderwijsinstelling 3] . De uitoefening van deze docentschappen vond plaats in het kader van de door eiser gedreven onderneming.
Mede door de opkomst van het internet is eiser zich vanaf ongeveer 1999 steeds meer gaan richten op internationale projecten. Als gevolg daarvan zijn samenwerkingen tot stand gekomen met onder meer een aantal Afrikaanse culturele instellingen.
Eveneens sinds 1999 is eiser zich gaan bezighouden met het digitaliseren van museumcollecties, bijvoorbeeld in Rusland en Zuid-Amerika. Met medewerkers van de [stichting A] werkt hij vanaf 2012 aan een digitaliseringsopdracht in Zuid-Amerika en vanaf 2011 bouwt hij ten behoeve van het [instituut B] aan een database voor “ [naam database] ”. Daarnaast adviseerde eiser in 2012 en 2013 vijf Haagse culturele instellingen alsmede de Gemeente Den Haag bij de ontwikkeling en uitvoering van een (digitale) groeikaart.
In het kader van zijn onderneming heeft eiser in 1984 het object [a-straat 1] in [Z] gekocht. In 1994 heeft hij het belendende object [a-straat 2] gekocht (hierna tezamen: het pand). Aanvankelijk werd het pand, dat eiser tot zijn ondernemingsvermogen heeft gerekend, voornamelijk gebruikt als studio, kantoor, tentoonstellingsruimte, cursusruimte en tijdelijke verblijfplaats voor buitenlandse cursisten. Ook later bleef eiser zijn ondernemingsactiviteiten, die voornamelijk bestonden uit het verrichten van de hiervoor bedoelde digitaliseringswerkzaamheden en het geven van cursussen aan de gebruikers van de desbetreffende software, vanuit het pand verrichten.
Eiser heeft het pand in 2008 verkocht voor een bedrag van € 1.300.000. Daarbij is, rekening houdend met een boekwaarde van € 137.010 en een bedrag van € 24.348 aan verkoopkosten, een boekwinst behaald van € 1.138.642.
Voor de verkoop van het pand beraadde eiser zich op het opzetten van een trainingscentrum. In dit centrum zouden cursussen worden gegeven die voorheen in het pand werden gegeven. Gezien het internationaler wordende klantenbestand van eiser, is eiser gaan zoeken naar een buiten Nederland gelegen locatie. Mogelijke locaties waren Suriname, Spanje en Zuid-Afrika.
In het Projectplan 2007/2008 wordt vermeld dat eiser voornemens was het centrum te bouwen in Suriname. Over het nieuw te bouwen centrum wordt in het plan het volgende opgemerkt:
“De oorspronkelijke opzet voor het trainings-centrum in Suriname – mogelijk gehuisvest in of bij [locatie J] – kan meerdere doelen dienen:
- Training museumsoftware voor Surinaamse erfgoed-instellingen
- Een Fysieke en Virtuele portal van Surinaamse erfgoed-instellingen
- Idem voor relaties in de Caribben en Zuid Amerika met gevolg een centrale rol van Suriname daarin
- Een centrum voor Cultuur educatie (een van de speerpunten van het cultuurbeleid Suriname)
- Ondersteuning Cultuur toerisme
Mogelijke aanvullende programmering:
- Workshops
- Kunst bibliotheek
- Voorstellingen”
Uiteindelijk is ervoor gekozen het centrum niet in Suriname maar in Costa Rica te vestigen. In 2011 is een “Draft contract for the ‘Turn Key’ project ‘ [project E] ’” gesloten tussen eiser en [C SA] . De geraamde totale kosten van het project bedragen € 1.000.000 en de geschatte ontwikkelingsperiode van het project besloeg twee tot vijf jaar. In juli 2011 heeft eiser achtereenvolgens bedragen van € 18.963,34, € 7.144 en $ 62.900 overgemaakt naar [C SA] . In mei 2013 zijn betalingen van $ 33.558,35 en $ 64.000 verricht. De laatste betaling van $ 34.000 heeft plaatsgevonden in juni 2014.
Eiser beschikt over gehuurde kantoorruimte in Nederland waar vanuit zijn onderneming wordt aangestuurd. Eiser is voornemens de aansturing ook in de toekomst vanuit Nederland te doen plaatsvinden. Voorts is eiser voornemens in Nederland te blijven wonen.
De door eiser behaalde omzet gedurende de jaren 2007 tot en met 2011 is als volgt (bedragen in €):
Jaar Omzet Omzet exclusief rente en subsidies
2007 27.903 23.994
2008 30.267 21.063
2009 54.241 3.500
2010 14.258 257
2011 14.099 257 ”
Nu partijen tegen deze feiten geen bezwaren hebben aangevoerd zal ook het Hof van die feiten uitgaan. Het Hof voegt hier nog de volgende feiten aan toe.
In het Projectplan 2007/2008, als aangehaald in r.o. 2.8 van de uitspraak rechtbank, is voorts het volgende vermeld:
“Veranderd politiek veld 2010-2011Door de verkiezing (…) van [D] , de daarmee gepaard gaande vertragingen in de onderhandelingen met het Directoraat-Generaal Cultuur van Suriname, zijn de voornemens tot de bouw van de Campus aldaar voorlopig uitgesteld.”
In een brief van gemachtigde aan de inspecteur van 4 oktober 2011 is onder meer het volgende vermeld:
“Reden voor herinvesteringsreserve[Belanghebbende] is sinds 1966 als zelfstandig ondernemer werkzaam als industrieel ontwerper. Hij houdt zich bijvoorbeeld bezig met het opzetten en ontwerpen van tentoonstellingen (…). Vervolgens heeft cliënt in 1999 het initiatief genomen om het internet in te zetten voor digitale ontsluiting van ons Cultureel Erfgoed (…).Vanaf 2006/2007 heeft cliënt zich meer en meer gericht op projecten (…) in onder meer Afrika en de Russische Federatie. [Belanghebbende] heeft toen ook het idee opgevat om een bedrijfscomplex/studio te bouwen met de bedoeling deze als een centrum voor cultuur voor Midden en Zuid Amerika te ontwikkelen. Gezien de relatief hoge kosten van de studio aan de [a-straat] en de steeds meer geografische spreiding van de activiteiten lag het voor de hand dat [belanghebbende] zelf het initiatief tot ontwikkeling en aanschaf van een nieuw bedrijfspand zou nemen. Voor de volledigheid laat ik u weten dat de financiering van [het] project is gedekt. (…)Het streven is om het bedrijfscomplex op korte termijn te realiseren. Het is gezien de aard van het te ontwikkelen bedrijfspand, echter niet te verwachten dat de gestelde termijn van drie jaar wordt gehaald.(…)Berekening HIR(…)De boekwaarde van het pand bedroeg € 137.010 en het pand is verkocht voor een netto bedrag van € 1.170.665 (…).”
In een brief van de inspecteur aan gemachtigde van 8 augustus 2012 is onder meer het volgende vermeld:
“VervangingsvoornemenIn het projectplan 2007/2008 staat vermeld dat [belanghebbende] van plan was om te investeren in Suriname, hij wilde hier een trainingscentrum vestigen. Uit het plan blijkt duidelijk dat Suriname een centrale plaats zou gaan innemen. De reden hiervoor is dat [belanghebbende] regelmatig in Suriname kwam, het land goed kende en er contacten had op hoog ambtelijk niveau. Het streven was dat met het trainingscentrum een bijdrage zou worden geleverd aan de cultuur, de educatie en het bevorderen van het cultureel toerisme in m.n. Suriname.Door de te verwachten politieke verandering in Suriname in 2010/2011 heeft [belanghebbende] zijn plannen (…) voorlopig uitgesteld en (…) verlegd naar Costa Rica.Op 25 juni 2011 sluit hij een contract met [C SA] over het te realiseren ITC Training Centre en campus [project E] . (…) In juli 2011 heeft [belanghebbende] resp. $ 10.000 en $ 27.000 voldaan aan [C SA] .”
Het inkomen uit werk en woning is door middel van de aanslag als volgt door de inspecteur vastgesteld:
€Inkomen uit werk en woning volgens aangifte -/- 29.185Boekwinst ter zake van verkoop pand [a-straat] 1.138.642MKB winstvrijstelling -/- 113.864Vastgesteld inkomen uit werk en woning 992.351
In een brief van gemachtigde aan de inspecteur van 17 november 2011 is onder het kopje HIR het volgende vermeld:
“(…) er is geen sprake van een nieuwe onderneming maar van het voortzetten, verder uitbouwen en internationaliseren van reeds lang bestaande ondernemingsactiviteiten. (…) Het toeval wil dat afnemers van zijn producten en diensten de laatste jaren steeds meer in het buitenland zijn gevestigd (…). Gezien deze internationalisering bouwt belanghebbende nu dus een eigen studio en trainingscentrum (…).”
In het verslag van een op 13 september 2013 met medewerkers van de Belastingdienst gevoerd hoorgesprek is onder meer het volgende vermeld:
“Belanghebbende en zijn adviseur geven aan dat er reeds in 2007 een voornemen tot vervanging is ontstaan. Belanghebbende heeft toen het plan [op]gevat om een trainingscentrum in Suriname op te zetten en het pand aan de [a-straat] te [Z] te verkopen.(…) Belanghebbende heeft in 2008 een projectplan geschreven voor een trainingscentrum met meerdere doeleinden in Suriname en dit voorgelegd aan een architect.”
In een schriftelijke reactie op het hoorverslag heeft gemachtigde (onder meer) opgemerkt dat het jaartal 2008, als voormeld, moet worden vervangen door 2007.
Ter zitting van het Hof heeft belanghebbende onder meer het volgende verklaard:
“De plannen waarvan ik de tekening heb laten maken die u in de stukken heeft aangetroffen, zagen op een project in Suriname. We waren uitgenodigd om trainingen te geven en er bleek in heel Zuid-Amerika behoefte aan een dergelijk project. Naderhand bleek Suriname toch niet zo’n geschikte locatie en heb ik gekozen voor Costa Rica. Mijn medeoprichter en ik hebben veel trainingen gegeven op [locatie G] in Zuid-Afrika en dat wilden wij ook gaan doen in Zuid-Amerika.
De plannen voor Suriname zijn in 2007/2008 in een rapport beschreven. De tekeningen dateren ook uit die tijd. U zegt mij dat het rapport kennelijk van latere datum is omdat het ook spreekt over de veranderde politieke situatie in Suriname in 2010/2011. Dat komt omdat ik het rapport toen aangepast heb aan de inmiddels gewijzigde situatie. Kennelijk heb ik de bestaande documentatie verwerkt tot een nieuwe versie. Het was voor mij niet opportuun om in Suriname verder te gaan. Ik werd niet meer als gewenst gezien door het ministerie in Suriname. Vervolgens ben ik zelf benaderd door mensen in Costa Rica. Het plan bleef in wezen het zelfde. Het was gericht op deelnemers uit heel Latijns-Amerika, die training zouden krijgen in het digitale beheer van hun cultureel erfgoed.”
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil of belanghebbende ter zake van de boekwinst behaald bij de verkoop in 2008 van het pand [a-straat 1-2] te [Z] (hierna: het pand) een herinvesteringsreserve heeft mogen vormen. In hoger beroep heeft deze vraag zich toegespitst op de vraag of belanghebbende op 31 december 2008 een voornemen tot herinvestering had. Na de uitspraak van de rechtbank is niet meer in geschil dat belanghebbende zijn onderneming na de verkoop van het pand heeft voortgezet.