Home

Gerechtshof Amsterdam, 31-05-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:2633, 15/00653

Gerechtshof Amsterdam, 31-05-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:2633, 15/00653

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
31 mei 2016
Datum publicatie
6 juli 2016
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2016:2633
Formele relaties
Zaaknummer
15/00653

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft – naar het oordeel van het Hof – geen bezwaar gemaakt tegen de aanslagen riool- en afvalstoffenheffing; dat blijkt uit het bezwaarschrift. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende inzake die heffingen daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het hoger beroep van belanghebbende is ongegrond.

Uitspraak

Kenmerk 15/00653

31 mei 2016

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z], belanghebbende

tegen de uitspraak met kenmerken ALK 14/214 en 14/1581 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente [Q], de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende voor het jaar 2013 – op één aanslagbiljet verenigd – aanslagen afvalstoffenheffing, rioolheffing en forensenbelasting opgelegd. Het aanslagbiljet is gedagtekend 15 oktober 2013.

1.2.

De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak van 2 december 2013 het bezwaar van belanghebbende met betrekking tot de aanslag forensenbelasting ongegrond verklaard.

1.3.

Bij uitspraak van 10 juli 2015 heeft de rechtbank – voor zover hier van belang – als volgt beslist, waarbij belanghebbende is aangeduid als ‘eiser’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’:

“De rechtbank:

- (…);

- (…);

- verklaart het beroep tegen de aanslag forensenbelasting 2013 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze ziet op de aanslag forensenbelasting 2013;

- vernietigt de aanslag forensenbelasting 2013;

- verklaart het beroep tegen de aanslagen rioolheffing en afvalstoffenheffing 2013 niet-ontvankelijk;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 7,20, en

- gelast verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 45 (2014) en € 44 (2013) derhalve in totaal € 89, te vergoeden.”

1.4.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 20 augustus 2015. De heffingsambtenaar heeft op 15 oktober 2015 een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 april 2016. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende ter zake van de woning aan de [Q-straat] 78 te [Q] voor het jaar 2013 – op één aanslagbiljet verenigd – aanslagen afvalstoffen- en rioolheffing alsmede een aanslag forensenbelasting opgelegd.

2.2.

Het bezwaarschrift van belanghebbende van 16 november 2013 luidt – voor zover hier van belang – als volgt:

“(…)

Betreft: Bezwaar [kenmerk] forensenbelasting

L.s.,

Hierbij maak ik bezwaar tegen voornoemde forensen aanslag 2013.

U wel bekend met het feit dat ik als ingeschreven bewoner te [Z] op hemelsbreed 4,5 km afstand van de woning van voornoemde aanslag woonachtig ben, is het u ook duidelijk dat ik geen forens ben tussen deze 2 woningen.

Het zal u ook duidelijk zijn dat ik daarom géén gebruik maak voor mijzelf van 90 dagen nachtverblijf in [Q].

U weet, ik woon er zo goed als naast dus welk voordeel zou ik hieruit kunnen halen.

Als u beweert dat dit wel het geval zou zijn is dat onzinnig!

De woning aan de [Q-straat] is het hele jaar beschikbaar voor verhuur maar een uiteindelijk verhuur is afhankelijk van de vraag ernaar.

Mocht verhuur niet lukken dan betekent dat niet dat ik er zelf ik in ga zitten…om welke reden zou dat een voordeel bieden t.o.v. mijn ingeschreven verblijf te [Z].

Voor u moet nu duidelijk zijn is dat op 4,5 km afstand van mijn woonadres er géén reden bestaat om:

• tussen de [X-straat] ([X]) en de [Q-straat] ([Q]) te gaan forensen

• [Q-straat] 78 als recreatie- / 2de (be)woning van mij te gaan registreren.

• aan te nemen dat de woning te [Q] 90 dagen/jaar door mij als nachtverblijf wordt vrij gehouden.

Ik vertrouw erop u hiermede voldoende informatie te hebben vertrekt om dat aanslag voor een forens hierbij te doen laten vervallen. (…)”

2.3.

De heffingsambtenaar heeft het bezwaar bij uitspraak van 2 december 2013 (en verzonden op 17 december 2013) ongegrond verklaard en daarbij – voor zover hier van belang – het volgende overwogen:

“(…)

Beoordeling van uw bezwaar

Het belastbare feit voor de forensenbelasting is het meer dan 90 dagen per belastingjaar voor zichzelf of zijn gezin een ‘gemeubileerde’ woning beschikbaar houden. De belastingplichtige is een natuurlijk persoon die geen hoofdverblijf heeft binnen de gemeente [Q] en die dus meer dan 90 dagen voor zichzelf of zijn gezin een ‘gemeubileerde woning’ beschikbaar houdt. U hebt het object meer dan 90 dagen tot uw beschikking en daarom bent u aangeslagen voor de forensenbelasting.

(…)

Vanuit het perceel aan de [Q-straat] 78 wordt afvalwater op de gemeentelijke riolering afgevoerd. De rioolheffing wordt geheven van de gebruiker waarbij de mate van gebruik van het de gemeentelijke riolering niet van belang is.

U kunt gebruik maken van het object waar huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. Ook als u geen huisvuil aanbiedt moet u de afvalstoffenheffing betalen. De vuilnisdienst komt immers wel langs het object, zodat u de mogelijkheid heeft huisvuil aan te bieden.

(…)”

2.4.

Het beroepschrift van belanghebbende van 24 januari 2014 luidt – voor zover hier van belang – als volgt:

“(…)

Betreft: Beroepschrift tegen de uitspraak;

“ongegrond verklaring door gem. [Q] (…)

met betrekking tot;

“Bezwaar tegen aanslag Forensenbelasting- aanslagnr. (…)

(…)

Reden van beroep

Ondanks herhaaldelijke verzoeken aan het adres van de gemeente [Q] (zowel 2x telefonisch, 1 maal schriftelijk en 2 E-mails), blijft de gemeente halsstarrig weigeren eiser te voorzien van informatie omtrent richtlijnen voor vrijstelling van forensenbelasting. (…)

Aanslag

Eiser ontvangt aanslag m.b.t. “Artikel 223 van de gemeentewet” zijnde:

– Verordening op de heffing en de invordering van een forensenbelasting –

Gemeente C ’cum is van mening dat dit artikel-223 van toepassing is op eiser volgens het daarin staande:

Artikel 2 lid 1: “Belastbaar feit en belastingplicht”

[Hof: tekst artikel 2]

(…)

Uitspraak 02-dec-‘13

In de uitspraak komt de gemeente [Q] tot een onvoldoende gemotiveerde besluitvorming waarom zij het bezwaar van eiser als niet als “gegrond” kan beoordelen.

Beoordeling van bezwaar wordt beargumenteerd met:

U hebt het object meer dan 90 dagen tot uw beschikking en daarom bent u aangeslagen voor de forensenbelasting”

Nu is eiser volledig op de hoogte van alleen “de mening” van de gemeente [Q] maar niets over de standhoudende argumenten welke tot deze beoordeling leiden.

In totaliteit wordt er geen letter verspilt voor een toelichting of reactie gegeven op de aangeleverde punten in het bezwaarschrift van eiser.

(…)”

2.5.1.

De mondeling behandeling van het beroep heeft op 15 april 2015 te Haarlem plaatsgevonden. Het proces-verbaal van de zitting luidt – voor zover hier van belang – als volgt:

“(…)

In antwoord op vragen van de rechtbank en in eerste termijn verklaart eiser:

Het ingestelde beroep ziet op het jaar 2013 en 2014 en voor beide jaren zowel op de forensenbelasting als op de riool- en afvalstoffenheffing.

De gemeente heeft aanslagnummers met elkaar verwisseld. Ik heb bezwaar gemaakt tegen het aanslagnummer als geheel. (…)”

2.5.2.

De rechtbank heeft bij uitspraak van 10 juli 2015 het beroep inzake de aanslag forensenbelasting 2013 gegrond verklaard omdat – kort geschreven – het belastbare feit zich niet heeft voorgedaan. Het beroep inzake de aanslagen rioolheffing en afvalstoffenheffing 2013 is niet-ontvankelijk verklaard.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In geschil is of het beroep van belanghebbende inzake de aanslagen riool- en afvalstoffenheffing 2013 terecht niet-ontvankelijk is verklaard.

3.2.

Voor de onderbouwing van de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken, waaronder het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing