Gerechtshof Amsterdam, 04-02-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:311, 15/00002
Gerechtshof Amsterdam, 04-02-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:311, 15/00002
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 4 februari 2016
- Datum publicatie
- 16 maart 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2016:311
- Zaaknummer
- 15/00002
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft geen recht op aftrek van giften aan zijn zieke in Marokko wonende moeder.
Uitspraak
kenmerk AWB 15/00002
4 februari 2016
uitspraak van de tiende enkelvoudige belastingkamer belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] , belanghebbende,
tegen
de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 14/1262 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) van 3 december 2014 in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 6 december 2013 aan belanghebbende voor het jaar 2011 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 29.474.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak van 12 februari 2014, de aanslag gehandhaafd en het bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 december 2014 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 5 januari 2015. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 november 2015. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin (evenals in de later in deze uitspraak geciteerde overwegingen van de rechtbank) aangeduid als ‘eiser’.
“De moeder van eiser woont in Marokko en lijdt aan suikerziekte. Eiser heeft in zijn aangifte ib/pvv voor het jaar 2011 een bedrag van € 3.200 als periodieke gift aan zijn gehandicapte moeder in aftrek gebracht.”
Nu tegen de feitenvaststelling door de rechtbank, als hiervoor vermeld, door partijen geen bezwaren zijn ingebracht, gaat het Hof ook van die feiten uit en voegt daaraan de volgende feiten toe.
Belanghebbende heeft vanaf de aangifte IB/PVV over het jaar 2006 jaarlijks bedragen in de aangiften opgevoerd als gift. Tot en met de aangifte IB/PVV 2010 is de giftenaftrek gevolgd door de inspecteur. Voor het eerst bij brief van 10 oktober 2013, in het kader van de aanslagregeling voor het jaar 2011, heeft de inspecteur vragen gesteld over de door belanghebbende in zijn aangiften IB/PVV opgevoerde giftenaftrek. Bij het vaststellen van de litigieuze aanslag is de inspecteur afgeweken van de aangifte en heeft hij de giftenaftrek gecorrigeerd.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de betalingen die belanghebbende in 2011 heeft gedaan aan zijn moeder, aangemerkt kunnen worden als aftrekbare giften als bedoeld in artikel 6.32 Wet IB 2001, dan wel dat deze betalingen op basis van het vertrouwensbeginsel op belanghebbendes inkomen in mindering kunnen worden gebracht.