Gerechtshof Amsterdam, 12-07-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:3185, 15/00838
Gerechtshof Amsterdam, 12-07-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:3185, 15/00838
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 12 juli 2016
- Datum publicatie
- 5 augustus 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2016:3185
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:763
- Zaaknummer
- 15/00838
Inhoudsindicatie
Het Hof is van oordeel dat belanghebbende de Smart aan haar directeur en enig werknemer ter beschikking heeft gesteld in de zin van artikel 13bis van de Wet LB. Belanghebbende heeft verder niet doen blijken dat de Smart voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt. Verder hoeft de naheffingsaanslag niet beperkt te worden op grond van de voor de Smart daadwerkelijk gemaakte kosten en komt de naheffing niet in strijd met artikel 1 EP. De boete is terecht opgelegd nu er in het geheel geen rittenadministratie is bijgehouden en geen enkel overig bewijs dat de uitzondering betreffende het geringe privégebruik niet van toepassing zou zijn, is overgelegd.
Uitspraak
kenmerk 15/00838
12 juli 2016
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[A] B.V., te [plaats] , belanghebbende,
(gemachtigden: mr. Ch. J. Langereis en mr. M. Lambregts)
tegen
de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 15/368 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) van 22 oktober 2015 in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
(mr. D.M.A. Broers en G.E. Pelupessy)
1 Ontstaan en loop van het geding
Met dagtekening 8 mei 2014 heeft de inspecteur aan belanghebbende voor het tijdvak 1 januari 2009 tot en met 31 december 2012 een naheffingsaanslag loonheffing (hierna: de naheffingsaanslag) opgelegd van € 8.286 ( [aanslagnummer] ).
Voorts heeft de inspecteur bij afzonderlijke beschikking een boete opgelegd van 25% van de verschuldigde loonheffing (hierna: LH), zijnde € 2.072.
Belanghebbende heeft tegen voornoemde beschikkingen bezwaar gemaakt.
De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 2 december 2014 de bezwaren ongegrond verklaard en de naheffingsaanslag en de boete gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraken beroep ingesteld. Bij uitspraak van 22 oktober 2015 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij de griffie van het Hof ingekomen op 3 december 2015, en nader aangevuld bij brief van 24 december 2015. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 21 april 2016 heeft belanghebbende een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 mei 2016. Namens belanghebbende zijn verschenen gemachtigden voornoemd en [X] (directeur/enig aandeelhouder van belanghebbende). Namens de inspecteur zijn verschenen Broers en Pelupessy voornoemd. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
Het Hof vindt aanleiding de feiten zelfstandig vast te stellen.
Belanghebbende houdt zich bezig met het adviseren van ondernemingen en instellingen op het gebied van reclameactiviteiten. [X] is enig aandeelhouder in belanghebbende en tevens enig directeur van belanghebbende.
In de loop der jaren heeft belanghebbende zich ontwikkeld van een traditioneel reclamebureau naar een (sport)marketing communicatiebedrijf. Vanaf het jaar 2008 zijn de activiteiten van belanghebbende hoofdzakelijk gericht op de [sport] en dan met name op het vlak van het (team)management en [...] . Voor deze werkzaamheden verbleef [X] in de onderhavige jaren veel in het buitenland.
Op 3 mei 2013 is door de inspecteur een boekenonderzoek bij belanghebbende ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften LH met betrekking tot de regeling privégebruik auto over het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2012. De bevindingen van dit boekenonderzoek zijn neergelegd in een controlerapport van 23 januari 2014 (hierna: het controlerapport). In het controlerapport is, onder meer, het volgende opgenomen:
“3.1. Regeling voor privé gebruik auto
De werkgever heeft verklaard dat hij de in onderstaande spreadsheet opgenomen auto’s aan haar werknemers ter beschikking stelt.
No kenteken merk/type van tot cat.prijs berijder
1. [kenteken 1.] Porsche (…) 24-10-2001 2-7-2008 €105.536 [X]
2 [kenteken 2.] Land Rover 2-7-2008 22-9-2012 € 110.479 [X]
3 [kenteken 3.] Smart 30-1-2008 8-2-2013 € 12,061 diverse
Beoordeling juistheid fiscale verwerking personenauto
De werkgever heeft het volgende verklaard:
Aan werknemer [X] is de Porsche en de Landrover ter beschikking gesteld. Voor deze beide auto’s wordt een rittenregistratie gevoerd. Deze auto’s maken weinig kilometers, aangezien de heer [X] vaak in het buitenland verblijft.
De Smart is aan diverse werknemers ter beschikking gesteld. Het betrof meer een boodschappenauto. Een enkele keer is er ook door werknemers van andere op het bedrijventerrein gevestigde ondernemingen gebruik van gemaakt. Dit betreft dan de periode tot juli 2009. Daarna vond verhuizing naar het [plaats] plaats. Ook deze auto heeft weinig kilometers op de teller. Benzinebonnen zijn niet op de zaak geboekt, wel enkele reparaties.
(…)
Kenteken [kenteken 3.]
Voor deze auto is geen rittenregistratie gevoerd.
Om aan te tonen dat een auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé doeleinden wordt gebruikt dient een rittenregistratie te worden gevoerd of dit met ander bewijs aan te tonen.
Hierin is de werkgever niet geslaagd.
Daarom ben ik van mening dat de bijtelling van het per jaar geldende percentage van de catalogusprijs ten onrechte achterwege is gelaten.”
Naar aanleiding van de constateringen tijdens het boekenonderzoek aangaande de Smart (zoals genoemd in 3.1. van het controlerapport) heeft de inspecteur de naheffingsaanslag en boetebeschikking aan belanghebbende opgelegd. Het te betalen bedrag aan loonheffing is op het aanslagbiljet als volgt gespecificeerd:
- 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012; € 1.746
- 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011; € 2.180
- 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010; € 2.180
- 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009; € 2.180.
3 Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is - evenals in eerste aanleg - in geschil of aan belanghebbende terecht de naheffingsaanslag is opgelegd en de boetebeschikking terecht is genomen.
Daarbij spitst het geschil zich toe op de volgende vragen:
(A) Heeft belanghebbende de Smart ter beschikking gesteld aan [X] in de zin van artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: de Wet LB)?; en, zo ja:
(B) Heeft belanghebbende doen blijken dat de Smart op kalenderjaarbasis (in de periode 2009 tot en met 2012) voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt?
(C) Dient de naheffingsaanslag beperkt te worden overeenkomstig de door belanghebbende voor de Smart daadwerkelijk gemaakte kosten?
(D) Heeft de inspecteur terecht een vergrijpboete opgelegd?
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.