Home

Gerechtshof Amsterdam, 04-08-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:3267, 15/00769

Gerechtshof Amsterdam, 04-08-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:3267, 15/00769

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
4 augustus 2016
Datum publicatie
17 augustus 2016
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2016:3267
Zaaknummer
15/00769

Inhoudsindicatie

Eén van de erfgenamen procedeert zonder machtiging over de aanslag inkomstenbelasting 2011 van erflater. Volgens het Hof is sprake van zaakwaarneming. In geschil is de woonplaats van erflater die, na gedurende vele jaren in Spanje te hebben gewoond, in verband met gezondheidsredenen van hem en zijn echtgenote in 2010 naar Nederland is verhuisd. Het Hof stelt vast dat belanghebbende zowel in Nederland als in Spanje woont en dat de betrekkingen met Nederland het nauwst waren, zodat erflater voor de toepassing van het Verdrag met Spanje inwoner is van Nederland.

Uitspraak

kenmerk 15/00769

4 augustus 2016

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , mede-erfgenaam van [Y] (erflater), te [Z] , belanghebbende,

tegen de uitspraak van 26 augustus 2015 in de zaak met kenmerk HAA 14/4399 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 4 december 2013 aan de erven [Y] voor het jaar 2011 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (Ib/Pvv; hierna: de aanslag) berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 24.704 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 5.979. Gelijktijdig met deze aanslag is een verzuimboete opgelegd van € 226.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 27 september 2014, de aanslag gehandhaafd en de verzuimboete vernietigd.

1.3.

Het tegen deze uitspraak ingestelde beroep heeft de rechtbank in haar uitspraak ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 2 oktober 2015, aangevuld bij brief van 2 november 2015. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Daartoe door het Hof in de gelegenheid gesteld, heeft belanghebbende een conclusie van repliek ingediend, waarop door de inspecteur is gereageerd bij conclusie van dupliek.

1.6.

Van belanghebbende is op 11 januari 2016 een nader stuk ontvangen.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 maart 2016. Namens de erven [Y] is niemand verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

1.8.

Bij brief van 14 maart 2016 heeft het Hof [X] verzocht inlichtingen te verstrekken.

1.9.

Van [X] zijn op 16 maart 2016, 31 maart 2016, 22 april 2016 en 25 april 2016 nadere stukken ontvangen, waaronder een reactie op de brief van het Hof.

1.10.

De inspecteur heeft op de nadere stukken van [X] gereageerd bij brief van 17 mei 2016.

1.11.

Van [X] zijn nadere stukken ontvangen op 25, 26 mei 2016, 29 mei 2016, 30 mei 2016 en 8 juni 2016.

1.12.

Van al de hiervoor vermelde, door een partij ingezonden stukken is een kopie verzonden aan de wederpartij.

1.13.

Het onderzoek is voortgezet ter nadere zitting van 15 juni 2016. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

1.14.

Op 27 juni 2016 is van [X] een e-mail met bijlagen ontvangen. Deze stukken zijn, met een kopie aan de inspecteur, naar de rechtbank doorgezonden, nu zij – kennelijk- bestemd waren voor een zitting bij de rechtbank. Het Hof heeft in deze stukken geen aanleiding gezien het onderzoek te heropenen.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld; daarin is belanghebbende aangeduid als eiser en de inspecteur als verweerder:

“1. Erflater is geboren [in] 1924 en overleden [in] 2011. Erflater was gehuwd met mevrouw [echtgenote] (hierna: echtgenote). Zij is geboren [in] 1921 en overleden [in] 2011. Eiser is geboren [in] 1961 en is geboren uit het huwelijk van erflater en diens echtgenote.

2. In 1989 zijn erflater en zijn echtgenote verhuisd naar Spanje .

3. In de loop der jaren kregen erflater en zijn echtgenote steeds meer gezondheidsproblemen. Medio 2010 werd erflater getroffen door een longontsteking. Erflater en zijn echtgenote hebben ervoor gekozen om naar Nederland te komen en daar te herstellen. Met ingang van 1 augustus 2010 hebben erflater en zijn echtgenote een woning gehuurd in [woonplaats A] . Erflater is na het overlijden van zijn echtgenote ( [in] 2011) in mei 2011 eenmalig teruggekeerd naar Spanje met één van de kinderen. Erflater was van plan om in juli 2011 nogmaals af te reizen naar Spanje met één van de kinderen, maar dat is door ziekte niet mogelijk gebleken.

4. Erflater heeft omstreeks 10 maart 2011 een aangiftebiljet voor het jaar 2010 ingediend. In het aangiftebiljet is onderscheid gemaakt tussen de periode dat de belastingplichtige in het buitenland woonde en de periode dat de belastingplichtige in Nederland woonde. In het aangiftebiljet is opgenomen dat erflater van 1 januari 2010 tot en met 6 augustus 2010 in Spanje woonachtig was.

5. De (toenmalige) belastingadviseur heeft, na te zijn herinnerd en aangemaand, het door verweerder uitgereikte aangiftebiljet ib/pvv 2011 bij brief van 31 oktober 2013 oningevuld geretourneerd.

6. Met dagtekening 4 december 2013 heeft verweerder de aanslag ib/pvv 2011 opgelegd.

7. De (toenmalige) belastingadviseur heeft een bezwaarschrift ingediend tegen de aanslag ib/pvv 2011. Er heeft een hoorgesprek plaatsgevonden tussen eiser en verweerder en er is over en weer correspondentie verzonden ter zake het ingestelde bezwaar tegen de aanslag ib/pvv 2011.”

Behoudens de eerste zin van onderdeel 3 van de uitspraak rechtbank, op welk punt belanghebbende in hoger beroep een gedetailleerder beeld heeft geschetst, hebben partijen tegen de door de rechtbank vastgestelde feiten geen bezwaren aangevoerd, zodat ook het Hof van die feiten zal uitgaan. Hieraan voegt het Hof nog de volgende feiten toe.

2.2.

Tot de stukken behoort een kopie van de huurovereenkomst van het appartement te [woonplaats A] dat erflater en zijn echtgenote in 2010 hebben gehuurd. Hierin is vermeld dat de huur is aangegaan met ingang van 1 augustus 2010 voor de duur van een jaar en met voortzetting voor onbepaalde tijd na afloop van die periode.

2.3.

Bij brief van 31 oktober 2013 heeft drs. [A] ( [F] Accountants en Adviseurs te [plaats B] ) namens de drie zonen van erflater ( [B] , [C] en [X] ; hierna: de erven) bericht dat het aangiftebiljet Ib/Pvv 2011 wordt geretourneerd omdat erflater in 1989 naar Spanje is geëmigreerd, daar zijn woonplaats had en tijdelijk in Nederland verbleef in verband met een behoefte aan acute (mantel)zorg. Bij deze brief is een toelichting verstrekt van de erven waarin onder meer het volgende is vermeld:

“Vóór pensionering van onze vader hadden onze ouders al 20 jaar een vakantiehuis in Spanje . Na verkoop van hun huis in Nederland hebben zij dit huis verbouwd om geschikt te maken voor permanente bewoning, zich uitgeschreven in Nederland en zijn in Spanje gaan wonen. Het enige dat aangehouden werd in NL was hun oude ING rekening voor de storting van beider AOW en pensioen van vader, waarvan hij een vast maandbedrag liet doorstorten op zijn rekening courant in Spanje (…).In de loop der jaren kreeg vader suikerziekte en moeder macula degeneratie (resulterend in uiteindelijk zeer slecht zicht). Met deze ongemakken was redelijk te leven, mits vader in staat bleef moeder te begeleiden (huis ligt op berg, buiten dorp en onze moeder kon niet meer rijden, noch zelfstandig trappen lopen of de telefoon bedienen).Voorjaar 2009 kreeg vader vaatproblemen en moest operatie ondergaan (…). Najaar 2009 brak moeder ’n heup, moest eveneens operatie ondergaan (…). Medio 2010 kreeg vader longontsteking, wat gezien zijn fysieke toestand een ernstige en langdurige verzwakking betekende (…), die mede tot gevolg had dat hij onvoldoende voor moeder kon zorgen.

Omdat wij niet in staat waren wederom een periode naar Spanje te gaan, hebben we er toen op aangedrongen dat vader in Nederland zou herstellen, waar beiden, zij het met grote tegenzin (…) mee instemden.Omdat het regelen van ’n opvanglocatie in NL tijd in beslag nam (…) is moeder tijdelijk bij de Spaanse kliniek c.q. hersteloord waar vader verpleegd werd ingetrokken en (…) na de vliegreis verbleven beide nog enige tijd bij één van de zonen. Er werd in hun oude woonomgeving een geschikt huurappartement (met eigen zorg “in huis” en een opzegtermijn van één maand) gevonden. (…) Onze ouders hebben zich na aankomst in Augustus 2010 ingeschreven bij de gemeente [woonplaats A] , omdat dit hun inziens nodig was voor het huren en de medische zorg.Omdat ze grotendeels de huisraad in Spanje hadden achtergelaten en het huurappartement alleen gestoffeerd was, hebben de zonen e.e.a. tijdelijk ter beschikking gesteld en werden aanvullend een paar goedkope spullen bij IKEA gekocht. Omdat voorzieningen en dus ook abonnementen (bv. Mobiele telefoon) doorliepen in Spanje , kregen ze van ’n schoondochter o.a. een tijdelijk abonnement op de Telegraaf cadeau.Hun plan was dus om na enkele maanden terug naar huis te keren, namelijk zodra vader weer voor moeder kon zorgen. Dit liep echter compleet anders. Moeder kreeg in november allerlei vage eet-, ontlasting- en rugklachten, onderging een serie onderzoeken (…) en kuren en overleed na een kort ziekbed in februari 2011.Nadat vader (…) de moed weer ’n beetje had teruggevonden, is hij in mei 2011 met één van de zonen naar huis gegaan om het overlijden van zijn vrouw administratief en fiscaal (erfbelasting) af te handelen, haar urn thuis neer te zetten en te ervaren hoe verblijf dáár aanvoelde zonder zijn “maatje”.Voor juli 2011 stond er weer thuisreis met andere zoon geplan[d] om met hulp e.e.a. voor te bereiden voor zijn terugkeer, waaronder een keuring voor verlenging van zijn Spaanse rijbewijs. (…) De reis moest geannuleerd worden omdat hij problemen met de doorbloeding van een been kreeg en in een ziekenhuis moest worden opgenomen.Doordat MRSA (“ziekenhuis” bacterie (…)) werd geconstateerd, werd behandeling voortdurend vertraagd, uiteindelijk dreigde afzetting van teen of zelfs voet en overleed hij (onverwacht, in het ziekenhuis aan de vooravond van een dotteroperatie) aan een hartstilstand in november 2011.(…)- Ouders waren tot de datum van hun overlijden resident in Spanje en hebben niet overwogen zich uit te schrijven.- Ze waren geheel ingeburgerd in Spanje , spraken Spaans en hadden daar veel en goede sociale contacten.- Zij hadden op geen enkel moment de intentie om zich definitief in Nederland te vestigen.- Het Spaanse huis is niet te koop gezet of verhuurd.- Alle nutsvoorzieningen (…), ingehuurd onderhoud (…), eigen huisarts, verzekeringen (…) en abonnementen (…) liepen gewoon door.- Er zijn (…) geen adreswijzigingen doorgegeven voor de zakelijke post (…).- In Spanje is tijdens hun verblijf in Nederland (…) belasting betaald. (…)- In Nederland zijn geen langlopende verplichtingen aangegaan en hebben zij zich uitsluitend gericht op het minimaal inrichten van een acceptabel verblijf gedurende hun beoogde herstelperiode (…).”

2.4.

Bij brief aan de inspecteur van 28 april 2014 heeft [A] bericht dat [D] en [B] het tegen de aanslag Ib/Pvv ten name van de erven [Y] gerichte bezwaar intrekken.

2.5.

Op 14 mei 2014 heeft de inspecteur met [X] een hoorgesprek gehad. In het verslag van dit gesprek is onder meer het volgende vermeld:

“De ziektekosten zijn vanaf augustus 2010 (…) gedeclareerd bij de Nederlandse zorgverzekeraar en de aanvullende hulp liep via het CAK. Vanaf augustus 2010 hebben zij een Nederlandse huisarts (…).”

2.6.1.

Bij brief van 25 juni 2014 heeft de inspecteur het bedrag van de aanslag Ib/Pvv 2011 opnieuw berekend. Volgens deze berekening bedraagt het inkomen uit sparen en beleggen, inclusief dat over de (tweede) woning in Spanje , € 12.763, de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting box 3 € 2.250 en de aanslag € 2.665.

2.6.2.

De bij uitspraak van bezwaar gehandhaafde aanslag bedraagt € 2.562.

2.7.

In een brief aan de rechtbank van [X] , gedagtekend 2 juli 2015, is onder meer het volgende vermeld:

“Vader kreeg in de loop van de tijd suikerziekte en vaatproblemen in de benen (fatale diabetische voet). De situatie werd gevaarlijk toen er bij vader hypo’s gingen voordoen die hijzelf te laat herkende en hij buiten bewustzijn raakte. Moeder, die ook nog veel slaapmiddelen gebruikte, kon in dat geval geen hulp inroepen omdat ze geen telefoon kon bedienen, het niet bemerkte en het huis en de tuin veel trappen heeft en zo de hulp niet makkelijk kon inroepen. Kortom de woonsituatie was niet helemaal veilig meer en het huis lag te geïsoleerd. (…) In zomer 2010 ontstond er een noodsituatie omdat vader onverwachts in het ziekenhuis belandde (…). Omdat het onduidelijk was hoe lang vader nog in het observatiekliniek zou moeten blijven, de vakanties ten einde liepen en de kinderen onvoldoende bekend waren met de Spaanse taal en de mogelijke Spaanse thuiszorg werd er (meer voor in plaats van met ouders) besloten tijdelijk in Nederland te verblijven. (…)Mijn ouders hadden in zomer 2010 geen woon-alternatief in Spanje (…). Er was op die hele korte termijn in juli 2010 weinig keuze in Nederland wat resulteerde in een (…) huur-appartement in het [adres] in [woonplaats A] . Het betrof hier zelfstandig wonen maar met zorg op afroepbasis binnen het complex. De (…) woning (…) in [woonplaats B] [ Spanje ] bleef gemeubileerd en permanent beschikbaar voor ouders. De uiteindelijke oplossing zou echter in Spanje liggen door te verhuizen naar een service-appartement vergelijkbaar met het [adres] , zoals die ook in de Costa Blanca beschikbaar zijn (…).”

2.8.

In de brief van het Hof van 14 maart 2016 zijn aan [X] vragen gesteld over zijn procesbevoegdheid.

2.9.

In de brief van [X] aan het Hof van 21 april 2016 is onder meer het volgende vermeld:

“Mijn moeder had (net als mijn vader) testamentair bepaald dat in Spanje de heer [E] voor 5 jaar benoemd zou worden tot executeur testamentair. Vervolgens overlijdt mijn vader op 30 november 2011. Vervolgens blijven mijn broers, de executeur en diverse [ plaats A] notarissen mij onvolledig en onjuist informeren en er komen tegenstrijdige notariële akten tot stand (…). In de Spaanse staat vermeldt dat zowel moeder als vader als Spaanse residenten woonachtig in [woonplaats B] [ Spanje ] zijn overleden en in de Nederlandse komt te staan dat hun laatste woonplaats [woonplaats A] was. (…) De werkzaamheden van [E] zijn in september 2012 geëindigd na inschrijving van de erfenis van vader in het Spaanse register. (…) [E] heeft zich niet bezig gehouden met (…) (belasting)schulden van erflaters buiten Spanje .(…)[B] en [C] hebben waarschijnlijk om proces-economische reden berust in de IB-aanslag (…), maar hebben mij ook niet willen beletten om in bezwaar/beroep te gaan. (…) Ik beschik niet over een machtiging van de executeur. Mijn broers hebben wel elkaar in 2011 gemachtigd, maar mijn broers hebben niet meer mijn machtiging of ik van mijn broers.”

2.10.

In de brief aan het Hof van 2 november 2015 heeft [X] vermeld dat erflater in juli 2011 naar Spanje wilde terugkeren, om daar vrienden te ontmoeten en om daar medisch gekeurd te worden voor zijn rijbewijs, maar dat die reis niet is doorgegaan omdat de behandelend vaatchirurg in Nederland hem een ‘reisverbod’ gaf.

2.11.

Ter zitting van het Hof op 15 juni 2016 heeft belanghebbende nog het volgende verklaard:

“Voordat mijn ouders in Spanje woonden, woonden ze in [woonplaats A] aan een van de oudste straten van [woonplaats A] . Het was een aardig huis, maar aan een drukke straat.

Mijn vader verslechterde aan zijn been. Dat is gekomen omdat hij niets meer met die voet deed. De diabetes ontwikkelde zich verder. Daarnaast kreeg mijn vader vaatproblemen. De ogen van mijn moeder werden steeds slechter. Dat ging allemaal vooraf aan de komst van mijn ouders naar Nederland.”

2.12.

Ter zitting van het Hof op 15 juni 2016 heeft de inspecteur nog het volgende verklaard:

“De heer [X] zegt dat wij zijn moeder destijds niet in de belastingheffing hebben betrokken. Dat hebben wij wel gedaan, maar dat blijkt niet uit aanslagen. Mevrouw [echtgenote] had uitsluitend AOW. Dat inkomen was beperkt en wij hebben om die reden geen aangiftebiljet uitgereikt aan mevrouw [echtgenote] . Ook de nalatenschap van mevrouw zou onder de vrijstelling blijven en daarom is er eveneens geen biljet erfbelasting uitgereikt aan de erfgenamen. Maar ik stel mij wel degelijk op het standpunt dat zowel de mevrouw als meneer [Y] ten tijde van hun overlijden in Nederland woonden. Alleen van mevrouw [echtgenote] is dat niet door middel van een aanslagbiljet geformaliseerd. We hebben gekeken naar de nalatenschap en die bleef onder de € 600.000. De woning in [woonplaats A] was een huurwoning en is dus geen vermogensbestanddeel.”

3 3. Geschil in hoger beroep

Evenals voor de rechtbank is in hoger beroep in geschil of erflater in 2011 als binnenlands belastingplichtige moet worden aangemerkt, meer in het bijzonder of gedurende dat jaar erflater woonplaats had in Nederland.

Indien erflater voor de toepassing van het Verdrag ter voorkoming van dubbele belastinghef-fing met Spanje1 (hierna: het Verdrag) een inwoner van Nederland is, dan is de in Nederland te verlenen aftrek ter voorkoming van dubbele belasting voor inkomensbestanddelen van erflater waarover volgens het Verdrag de heffing aan Spanje is toegewezen niet in geschil.

Voorts is in geschil of de inspecteur bevoegd was de aanslag op te leggen en of het Hof bevoegd is hierover te oordelen.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing