Gerechtshof Amsterdam, 21-07-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:3378, 15/00615
Gerechtshof Amsterdam, 21-07-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:3378, 15/00615
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 21 juli 2016
- Datum publicatie
- 24 augustus 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2016:3378
- Zaaknummer
- 15/00615
Inhoudsindicatie
WOZ-waarde te hoog? Het per 1 januari 2015 gewijzigde Besluit proceskosten bestuursrecht – meer in het bijzonder de samenhangregeling – mist toepassing omdat de uitspraak op bezwaar niet is vernietigd. Onder de oude samenhangregeling is naar het oordeel van het Hof geen sprake van samenhangende zaken. Het hoger beroep van belanghebbende is gegrond.
Uitspraak
kenmerk 15/00615
21 juli 2016
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] , belanghebbende,
gemachtigde: drs. F.M. Rietbergen (De WOZ-meester te Heerhugowaard)
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 14/118 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) van 10 juni 2015 in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [Z], de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) bij beschikking met dagtekening 25 februari 2013 de waarde per de waardepeildatum 1 januari 2012 van de onroerende zaak [straatnaam en huisnummer] te [Z] (hierna: de woning) voor het jaar 2013 vastgesteld op € 270.000.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak, gedagtekend 10 december 2013, de waarde verlaagd naar € 252.000.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 10 juni 2015 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 30 juli 2015 en aangevuld bij brief van 28 augustus 2015. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 mei 2016. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
Belanghebbende is eigenaar van de woning, inclusief bijbehorende blokhut, berging en aanbouw, gelegen aan het adres [straatnaam en huisnummer] . De woning betreft een twee-onder-één-kap-woning en heeft als bouwjaar 1957. De inhoud van de woning bedraagt volgens een tot de stukken behorend ‘taxatieverslag woningen’ 281 m³ en het perceeloppervlak bedraagt in totaal 250 m².
De gemachtigde van belanghebbende heeft verzocht om een telefonische hoorzitting. De heffingsambtenaar heeft met dit verzoek ingestemd. De telefonische hoorzitting heeft plaatsgehad op 25 november 2013. Tijdens die hoorzitting zijn, naast de woning, nog twee woningen aan de orde geweest van andere eigenaren/belanghebbenden die ook werden vertegenwoordigd door de gemachtigde. Deze twee woningen zijn gelegen in een andere straat/buurt, zijn van een ander type en bouwjaar en de WOZ-waarden van deze woningen zijn bepaald aan de hand van verschillende referentieobjecten.
De heffingsambtenaar heeft in zijn uitspraak op bezwaar, betreffende de drie woningen bedoeld onder 2.2, één vergoeding toegekend wegens: “verschijnen op hoorzitting 25 november 2013 voor objecten in [Z] , eenmalig: 1 punt x € 235,00 = € 235,00”. Ter zitting is door de heffingsambtenaar verklaard dat 1/3 deel van dit bedrag (€ 78,33) kan worden toegerekend aan de hoorzitting betreffende de woning van belanghebbende.
3 3. Geschil in hoger beroep
In geschil is de waarde van de woning op de waardepeildatum. Voorts is in geschil de hoogte van de proceskostenvergoeding.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de waarde te hoog is vastgesteld omdat het referentieobject [vergelijkingsobject A] beschikt over twee dakkapellen en de woning over slechts één dakkapel. Voorts stelt belanghebbende dat het waardeverschil tussen de woning en [vergelijkingsobject A] onbegrijpelijk groot is.
Het geschilpunt betreffende de kostenvergoeding spitst zich toe op de hoogte van de aan belanghebbende toe te kennen vergoeding voor het in de bezwaarfase verschijnen ter hoorzitting, ex artikel 2, lid 1, onder a van het Besluit proceskosten bestuursrecht (verder: het Besluit) juncto onderdeel A5, sub 2, van de bij het Besluit behorende bijlage. Belanghebbende stelt dat haar een bedrag van € 235,00 toekomt in plaats van het door de heffingsambtenaar toegekende bedrag groot € 78,33.