Home

Gerechtshof Amsterdam, 06-09-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:3808, 15/00660

Gerechtshof Amsterdam, 06-09-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:3808, 15/00660

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
6 september 2016
Datum publicatie
10 oktober 2016
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2016:3808
Zaaknummer
15/00660
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 67f

Inhoudsindicatie

Belanghebbende toont niet overtuigend aan dat de chauffeurs op kalenderjaarbasis niet meer dan 500km privé met de auto's hebben gereden. De inspecteur heeft echter niet bewezen dat belanghebbende het beboetbare feit ex artikel 67f, Awr, heeft begaan, zodat de boeten (met uitzondering van de boete voor de BMW) moeten worden vernietigd.

Uitspraak

Kenmerken 15/00660, 16/00346, 16/00347 en 16/00348

6 september 2016

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op de hoger beroepen van

[belanghebbende] , gevestigd te [vestigingsplaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. M. Lambregts, Wintertaling Advocaten & Notarissen te Amsterdam),

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 14/5308 van de rechtbank Noord- Holland (hierna: de rechtbank) van 3 augustus 2015 in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,

(mr. D.M.A. Broers en E.I. van Dompselaar).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende op 13 februari 2014 vier naheffingsaanslagen loonheffingen (hierna: LB) van in totaal € 118.382 opgelegd (verder: de Naheffingsaanslagen). De Naheffingsaanslagen betreffen de tijdvakken 2009, 2010, 2011 en 2012 (verder: het naheffingstijdvak).

Voorts zijn bij beschikkingen vergrijpboeten opgelegd van € 103.791 (verder de boeten).

1.2.

Na tegen de Naheffingsaanslagen en tegen de boeten gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij (in één geschrift vervatte) uitspraken op bezwaar, gedagtekend 11 november 2014, de Naheffingsaanslagen verminderd tot in totaal € 115.597. De boeten zijn gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen die uitspraken beroep ingesteld. Bij uitspraak van 3 augustus 2015 heeft de rechtbank als volgt beslist (in deze uitspraak is belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):

“De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op de vergrijpboete;

- vermindert de boete tot € 28.899 en bepaalt dat deze uitspraak, voor zover deze betrekking heeft op de boete, in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 980;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 328 aan eiseres te vergoeden.”

1.4.

De tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroepen zijn bij het Hof ingekomen op 21 augustus 2015 en nader aangevuld bij brief van 21 september 2015. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Bij faxbericht van 26 mei 2016 heeft belanghebbende een nader stuk ingediend. Een afschrift hiervan is aan de inspecteur gezonden.

1.6.

Bij emailbericht van 6 juni 2016 heeft de inspecteur een pleitnota met bijlagen ingezonden. Een afschrift hiervan is aan belanghebbende gezonden.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 juni 2016. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.

De rechtbank heeft in de onderdelen 1 t/m 5 van haar uitspraak de volgende feiten vastgesteld:

“1. Eiseres drijft in het aangiftetijdvak 1 januari 2009 tot en met 31 december 2012 een onderneming, bestaande uit het uitzenden, detacheren, werven en selecteren van personeel.

2. In de periode 1 januari 2009 tot en met 31 december 2012 staan zeven personenauto’s en vier bestelauto’s op naam van eiseres, worden de auto’s gehuurd en/of geleased dan wel door derden ter beschikking gesteld aan eiseres. Het gaat om de navolgende auto’s (in onderstaande tabel is de eerste kolom - ‘Nummer’ - door het Hof aangebracht):

Nummer

Kenteken

Merk

Type

Periode

1.

[kenteken 1]

Volkswagen

Polo

12-05-2011 tot en met 31-12-2012

2.

[kenteken 2]

Ford

Fiesta

24-03-2011 tot en met 31-12-2012

3.

[kenteken 3]

Volkswagen

Transporter

20-05-2008 tot en met 31-12-2012

4.

[kenteken 4]

Ford

Transit

03-04-2009 tot en met 31-12-2012

5.

[kenteken 5]

Mercedes-Benz

Vito 115 CDI

11-02-2008 tot en met 31-12-2012

6.

[kenteken 6]

Volkswagen

Lupo

01-01-2008 tot en met 25-03-2011

7.

[kenteken 7]

BMW

[naam 1]

29-04-2011 tot en met 30-06-2011

8.

[kenteken 8]

Mercedes-Benz

108 CDI

01-01-2008 tot en met 31-12-2012

9.

[kenteken 9]

Mercedes-Benz

639 Vito

01-01-2008 tot en met 17-07-2012

10.

[kenteken 10]

Mercedes-Benz

108 CDI

01-01-2008 tot en met 09-03-2009

11.

[kenteken 11]

Mercedes-Benz

639 Vito

01-01-2008 tot en met 26-09-2012

3. Verweerder heeft bij eiseres op 23 mei 2013 een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften loonheffingen met betrekking tot de regeling privégebruik auto over het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2012.

4. Naar aanleiding van de resultaten van het boekenonderzoek is de in geding zijnde naheffingsaanslag opgelegd. De naheffingsaanslag heeft betrekking op de jaren 2009 tot en met 2012 en is als volgt opgebouwd:

LH Boete Rente Totaal

2009 € 29.182 14.591 3.216 46.989

2010 € 30.013 30.313 2.557 62.583

2011 € 30.095 30.095 1.755 61.945

2012 € 29.092 29.092 1.008 59.192

Totaal € 118.382 103.791 8.536 230.709

5. De auto met kenteken [kenteken 6] is in 2011 verkocht. De bijtelling over 2012 is bij uitspraak op bezwaar verminderd met een bedrag van € 2.785 (€ 11.142 x 25%).”

2.2.

Het Hof gaat van dezelfde feiten uit; met dien verstande dat waar naheffingsaanslag (enkelvoud) in de rechtbankuitspraak staat, naheffingsaanslagen (meervoud) gelezen moet worden. Het Hof voegt aan de door de rechtbank vastgestelde feiten het volgende toe.

2.3.

De Naheffingsaanslagen hebben betrekking op het privé gebruik met de auto’s die in de tabel onder 2 van de rechtbankuitspraak zijn vermeld, met uitzondering van auto nummer 2, de Ford met kenteken [kenteken 2] [verder de Auto(‘s)].

De Auto met nummer 1 is bij belanghebbendes directeur-grootaandeelhouder in gebruik, de overige Auto’s zijn bij medewerkers van belanghebbende in gebruik.

2.4.

Zeven bij belanghebbende - als ‘uitzendkracht’ of als ‘vaste medewerker’ - werkzame personen hebben in 2015 schriftelijk verklaard:

“ik (ben) als chauffeur verantwoordelijk geweest voor het ophalen en afzetten van de ingeroosterde ploegen. In dat verband heb ik verschillende bedrijfsauto’s van [belanghebbende] onder mijn beheer gehad.

De afspraak was dat ik de aan mij door [belanghebbende] opgegeven mede-uitzendkrachten ophaalde op hun huisadres of andere verblijfplek, om hen vervolgens naar de werkplek te rijden en daarna weer thuis af te zetten.

De huis- en verblijfadressen kreeg ik via de intercedente (…) van [belanghebbende] of de eigenaar (…) doorgegeven.

De afspraak was dat ik niet privé met de bedrijfsauto mocht rijden. En ik verklaar hierbij dan ook stellig dat ik dat nimmer heb gedaan. Naleving van deze afspraak is ook altijd gecontroleerd door (evenvermelde intercedente of de eigenaar) door middel van het aantal gereden kilometer en per dag opgehaalde uitzendkrachten en het moment waarop de auto weer volgetankt moest worden.

Het voltanken kon ik alleen doen met voorafgaande toestemming van (de eigenaar) en pas nadat ik op het kantoor van [belanghebbende] één van de tankpassen had opgehaald en die ook weer daar inleverde samen met de bon nadat ik had getankt.”

2.5.

De onder 2.4 vermelde intercedente heeft op 22 juni 2015 schriftelijk verklaard:

“Sinds ik als intercedente bij (belanghebbende) werkzaam ben (…), rooster ik samen met (de eigenaar) de uitzendkrachten in die uitgezet worden bij de inleners. Als er een aanvraag binnenkomt van een inlener wordt iedereen opgebeld om te kijken wie er beschikbaar is voor werk en waar ze opgehaald dienen te worden. (…)

Ongeoorloofd privégebruik van de bedrijfsauto’s door de chauffeurs kunnen wij controleren door (a) langs te rijden en te kijken of de auto’s staan waar ze moeten staan, (b) dagelijks de kilometeradministratie bij te houden, (c) de dag van de nieuwe tankbeurt te berekenen, (d) elke dag te controleren of de aangegeven uitzendkrachten inderdaad hebben gewerkt en (.e) de begin- en eindtijden van de werkzaamheden te controleren.”

2.6.

De Auto’s (met uitzondering van nummer 7, de BMW) werden voor het - onder 2.4 en 2.5 bedoelde - ophalen en afzetten van de ingeroosterde ploegen gebruikt.

2.7.

De personen die verantwoordelijk waren voor het evenvermelde ophalen en afzetten van de ingeroosterde ploegen [verder: de Chauffeur(s) ] beschikten over de autosleutels van de Auto’s en parkeerden de Auto’s na afloop van de werkzaamheden bij hun woning. Dit een en ander gold niet voor de BMW (Auto nummer 7), die had binnen de onderneming van belanghebbende een andere functie.

2.8.

Met betrekking tot de met de Auto’s gereden kilometers vond - met uitzondering van de BMW - een rittenregistratie plaats. De desbetreffende documenten (verder: Rittenoverzichten) zagen er - voordat ze werden ingevuld - als volgt uit:

NAAM BESTUURDER

……………………………….

ADRES

……………………………….

(…)

KENTEKEN

……………………………….

Datum

Begin

Stand

Eind

Stand

VAN

NAAR

BEZOEK

ADRES

Zakelijk

Privé

2.9.

Tot de gedingstukken behoren enige ingevulde Rittenoverzichten. Op die documenten:

 sluit de (kilometer)eindstand van de ene dag aan op de (kilometer)beginstand van de volgende dag;

 staan in de kolommen VAN en NAAR uitsluitend ritten tussen ‘Huis’ en ‘ [naam 2] ’* vermeld;

 is iedere regel in de kolom ‘Zakelijk’ voorzien van een X;

 zijn de kolommen ‘Bezoekadres’ en ‘Privé’ blanco gelaten.

* ‘ [naam 2] ’ is de naam van een in IJmuiden gevestigde klant van belanghebbende, die “goed (was) voor ongeveer 95% van de totale omzet” (verder de inlener).

2.10.

Blijkens een routeplanner is de - kortste - afstand tussen de woning van de Chauffeur en de locatie waar de inlener gevestigd is, korter dan die volgens de Rittenoverzichten is gereden (kilometereindstand -/- kilometerbeginstand). Partijen duiden het verschil tussen de feitelijk gereden afstand en de kortste afstand in de stukken aan als ‘omrijkilometers’.

2.11.

Belanghebbende heeft ook een zogenaamd Excel bestand (aangeduid als “Kilometer registratie [belanghebbende] 2011”) ingebracht. Dit bestand vermeldt met betrekking tot 2011, per week, - uitsluitend - welke Chauffeur met welke auto op welke dagen welke collegae ten behoeve van de werkzaamheden voor belanghebbende heeft opgehaald.

2.12.

Ter zake van privégebruik door Chauffeurs met (een of meer van) de Auto’s heeft er - onder meer in 2010 - een bijtelling plaatsgevonden.

2.13.

Over de - onder 2.12 bedoelde - bijtelling heeft belanghebbende ter zitting verklaard:

“Er is maar een heel enkele keer sprake geweest van privégebruik. Er is zo’n drie keer sprake geweest van bijtelling omdat een werknemer verzocht zijn auto tijdelijk privé te mogen gebruiken. (…)

U vraagt mij hoe het kan dat er privégebruik heeft plaatsgevonden, terwijl ik eerder heb gesteld dat dit verboden was. Ik antwoord hierop dat het inderdaad verboden was, tenzij er een bijtelling tegenover stond. (…) De afspraak was dat het niet mocht. U houdt mij voor dat dit dan een nieuw standpunt is dat ik inneem, omdat ik eerst stelde dat het verboden was, zonder “tenzij”. Ik antwoord hierop dat “verboden, tenzij” een aanvulling is. Voor de chauffeurs was het duidelijk dat men niet privé mocht rijden, desondanks is er een aantal keren toch toestemming voor verleend.

U vraagt mij of het Hof mag vaststellen dat privégebruik verboden was, tenzij de chauffeur om toestemming vroeg, welke toestemming werd verleend. Ik antwoord hierop dat dit juist is. (…) Er is nooit een voordeel genoten dat onbelast is geweest. In de meeste gevallen zijn de auto’s niet ter beschikking gesteld.

2.14.

Ter zitting van het Hof heeft voornoemde intercedente verklaard dat (en hoe) het - volgens belanghebbende geringe - privégebruik van de Auto’s op de Rittenoverzichten werd vermeld.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals in eerste aanleg is in hoger beroep in geschil of de inspecteur terecht de Naheffingsaanslagen heeft vastgesteld. Meer in het bijzonder is in geschil:

(1) of de Auto’s - hetgeen de inspecteur stelt en belanghebbende betwist - ook voor privédoeleinden aan de Chauffeurs of - voor zover het de BMW betreft - aan een of meer andere medewerkers van belanghebbende ter beschikking zijn gesteld; en zo ja:

(2) of belanghebbende heeft doen blijken dat in het naheffingstijdvak (op kalenderjaarbasis) met de Auto’s niet meer dan 500 kilometer privé is gereden. Belanghebbende betoogt - en de inspecteur betwist - dat belanghebbende met de ingevulde Rittenoverzichten en het Excel bestand overtuigend heeft aangetoond dat geen enkele Chauffeur (op kalenderjaarbasis) meer dan 500 kilometer privé gereden heeft.

3.2.

Over de berekening van de Naheffingsaanslagen bestaat tussen partijen geen geschil.

3.3.

Belanghebbende bestrijdt in hoger beroep tevens de gedeeltelijk door de rechtbank in stand gelaten boeten. Haars inziens is geen sprake van opzet of grove schuld en dienen de boeten te vervallen.

3.4.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting van het Hof hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing