Gerechtshof Amsterdam, 30-08-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:3809, 16/00016
Gerechtshof Amsterdam, 30-08-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:3809, 16/00016
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 30 augustus 2016
- Datum publicatie
- 10 oktober 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2016:3809
- Zaaknummer
- 16/00016
Inhoudsindicatie
De vereiste aangifte is niet gedaan. De door de inspecteur toegepaste correcties zijn juist. Aanslag IB 2010 niet tot een te hoog bedrag vastgesteld.
Uitspraak
Kenmerk 16/00016
30 augustus 2016
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 15/1695 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,
(S.E. Steenwinkel).
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 5 januari 2013 aan belanghebbende voor het jaar 2010 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna IB) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 41.281.
Belanghebbende heeft op 4 december 2013, 13 november 2014 en 16 november 2014 digitale aangiften IB 2010 gedaan. De inspecteur heeft de aangifte van 13 november 2014 aangemerkt als bezwaarschrift tegen de sub 1.1. genoemde aanslag. Bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 12 maart 2015, is het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Tevens heeft de inspecteur de aanslag ambtshalve beoordeeld en gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraak beroep ingesteld. Bij uitspraak van 17 december 2015 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 13 januari 2016. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 augustus 2016. Belanghebbende is verschenen en namens de inspecteur, S.E. Steenwinkel voornoemd. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’): :
“1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en ongehuwd. Eiser heeft in 2010 een Wajonguitkering en bijstand ontvangen. Eiser verrichtte in 2010 activiteiten onder de naam [naam] .
2. Op of omstreeks 28 februari 2011 heeft verweerder eiser uitgenodigd tot het doen van aangifte inkomstenbelasting 2010. Op 29 juni 2011 heeft verweerder een herinnering gezonden met als reactiedatum 13 juli 2011.
3. Verweerder heeft de aanslag 2010 met dagtekening 5 januari 2013 ambtshalve opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 41.281.”
Het Hof gaat van dezelfde feiten uit en voegt daaraan nog de volgende feiten toe.
Tot de gedingstukken behoren door belanghebbende overgelegde rekeningafschriften (deze staan op naam van belanghebbende). Op deze rekeningafschriften staan drie teruggaven omzetbelasting over het jaar 2010 vermeld: € 2.189, €2.911 en € 2.565 (tezamen € 7.665).
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil of de aanslag IB 2010 tot een te hoog bedrag is vastgesteld. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de inspecteur ontkennend.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting van het Hof hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.