Home

Gerechtshof Amsterdam, 15-09-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:3810, 15/00884 t/m 15/00888

Gerechtshof Amsterdam, 15-09-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:3810, 15/00884 t/m 15/00888

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
15 september 2016
Datum publicatie
10 oktober 2016
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2016:3810
Formele relaties
Zaaknummer
15/00884 t/m 15/00888
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 65, Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 30-04-2024 tot 01-01-2025] art. 5.3

Inhoudsindicatie

Geen grond voor het in aanmerking nemen van de door belanghebbende gestelde schuld in box 3. Belanghebbende heeft geen recht op persoonsgebonden aftrek wegens scholingsuitgaven van zijn echtgenote, nu deze uitgaven bij haar aftrekbaar zijn als ondernemingskosten.

Uitspraak

Kenmerken 15/00884, 15/00885, 15/00886, 15/00887 en 15/00888

15 september 2016

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op de hoger beroepen van

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaken met kenmerken HAA 15/1387, HAA 15/1643, HAA 15/1767, HAA 15/1768 en HAA 15/1769 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,

(J.G.A. de Ruiter en D.L. Weegman).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2009 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 176.403 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 7.150.

1.2.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2010 een aanslag IB opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 161.505 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 6.495.

1.3.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2011 een aanslag IB opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 149.192 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 6.023.

1.4.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2012 een aanslag IB opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 160.639 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 0.

1.5.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2013 een aanslag IB opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 162.942 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 4.091.

1.6.

Na tegen de hiervoor gemelde aanslagen gemaakte bezwaren heeft de inspecteur bij uitspraken op bezwaar, gedagtekend respectievelijk 16 april 2015 (IB 2009, IB 2010 en IB 2011), 27 februari 2015 (IB 2012) en 30 maart 2015 (IB 2013) de aanslagen gehandhaafd.

1.7.

Belanghebbende heeft tegen die uitspraken beroepen ingesteld. Bij uitspraak van 24 november 2015 heeft de rechtbank de beroepen ongegrond verklaard.

1.8.

De tegen deze uitspraak door belanghebbende (in één geschrift) ingestelde hoger beroepen zijn bij het Hof ingekomen op 9 december 2015 en nader aangevuld bij faxbericht van 2 februari 2016. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.9.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2016. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:

“1. Eiser is gehuwd met mevrouw [naam 1] . Eiser heeft twee dochters: mevrouw [naam 2] , geboren op [geboortedatum 1] , en mevrouw [naam 3] , geboren op [geboortedatum 2] .

2. De woning aan de [adres] in [woonplaats] kwalificeert voor eiser als eigen woning in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Wet IB 2001). Eiser heeft de eigen woning en de bijbehorende eigenwoningschuld als volgt in zijn aangiften ib/pvv verwerkt:

Jaar

WOZ-waarde (in €)

Eigenwoningschuld (in €)

2009

1.602.000

234.973

2010

1.610.000

234.973

2011

1.552.000

234.973

2012

1.552.000

201.718

2013

1.533.000

166.908

3. Gerechtshof Amsterdam heeft, op basis van een compromis tussen eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente [naam 4] , in een uitspraak van 8 juli 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:2811) de WOZ-waarde van de eigen woning van eiser voor de jaren 2009 tot en met 2013 als volgt vastgesteld:

Jaar

WOZ-waarde (in €)

2009

1.585.000

2010

1.560.000

2011

1.535.000

2012

1.500.000

2013

1.400.000

4. Eiser heeft een tweetal kapitaalverzekeringen afgesloten (nummers: [nummer 1] en [nummer 2] ). De kapitaalverzekeringen zijn niet gekoppeld aan de eigen woning. De verzekeringen zijn respectievelijk op 1 augustus 2005 en 20 november 2008 geëxpireerd en tot uitkering gekomen. De uitgekeerde bedragen zijn overgemaakt op de bankrekening van eiser.

5. Eiser heeft verweerder bij brief van 26 september 2014 verzocht de aanslagen ib/pvv voor de jaren 2009 tot en met 2012 te verminderen, in verband met een schuld in box 3. Verweerder heeft dit verzoek afgewezen.

6. De echtgenote van eiser is arts/homeopaat. Zij staat ingeschreven in het BIG-register en drijft sinds twintig jaar een eigen praktijk.

7. Eiser heeft in de aangifte ib/pvv voor het jaar 2012 een aftrekpost opgenomen voor scholingsuitgaven van zijn echtgenote van € 5.005. In de aangifte ib/pvv voor het jaar 2013 bedroeg deze aftrekpost € 2.236. Dit bedrag is in de bezwaarfase verhoogd naar € 3.583 (zonder aftrek van de drempel van € 250).

8. De jongste dochter van eiser, [naam 3] , heeft in 2012 en 2013 studiefinanciering ontvangen. Eiser heeft in de aangifte ib/pvv voor het jaar 2012 een bedrag van € 4.260 in aftrek gebracht in verband met uitgaven voor levensonderhoud van [naam 3] . In de aangifte ib/pvv voor het jaar 2013 bedroeg deze aftrekpost € 2.130.”

2.2.

Het Hof gaat van dezelfde feiten uit en voegt daaraan het volgende toe.

2.3.

De inspecteur heeft naar aanleiding van de door de rechtbank in overweging 3 genoemde uitspraak van het Hof waarin de WOZ-waarde van belanghebbendes woning werd verminderd, op de voet van artikel 18a AWR de aanslag over het jaar 2009 verminderd. De verminderingsbeschikking bevat (ten onrechte) de mededeling “U kunt tegen deze vermindering geen bezwaar maken en niet in beroep gaan”.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In hoger beroep spelen dezelfde geschilpunten als in eerste aanleg, te weten:

Jaar 2009

A. Wat is de procesrechtelijke status van belanghebbendes brief van 26 september 2014, waarin hij de inspecteur verzoekt de aanslag te verminderen in verband met een (beweerde) schuld in box 3?

Jaren 2009 tot en met 2013

Moeten de onderhavige aanslagen worden verminderd in verband met een schuld in box 3?

Jaren 2012 en 2013

Heeft belanghebbende recht op persoonsgebonden aftrek wegens scholingsuitgaven van zijn echtgenote?

3.2.

Belanghebbende beantwoordt vraag A als volgt. De brief van 26 september 2014 vormt een bezwaarschrift tegen de aanslag 2009. Dit bezwaarschrift is weliswaar na de wettelijke bezwaartermijn van zes weken ingediend, maar de termijnoverschrijding is, aldus belanghebbende verschoonbaar. De inspecteur stelt dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is en dat het verzoek daarom moet worden opgevat als een verzoek tot ambtshalve vermindering. Zijn beslissing op dat verzoek is, zo stelt hij, niet voor beroep vatbaar. Als het verzoek als bezwaarschrift zou moeten worden opgevat, is het niet-ontvankelijk en had hij het niet-ontvankelijk moeten verklaren.

3.3.

Vragen B en C beantwoordt belanghebbende bevestigend, de inspecteur ontkennend.

3.4.

Belanghebbende heeft ter zitting expliciet zijn standpunt dat hij recht heeft op aftrek wegens voor zijn dochter betaalde studiekosten, ingetrokken.

3.5.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslagen; de inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Griffierecht en kosten

7 Beslissing