Home

Gerechtshof Amsterdam, 04-10-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:4040, 16/00131

Gerechtshof Amsterdam, 04-10-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:4040, 16/00131

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
4 oktober 2016
Datum publicatie
12 oktober 2016
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2016:4040
Zaaknummer
16/00131

Inhoudsindicatie

De plaats waar de auto van belanghebbende was neergezet, kwalificeert niet als trottoir in de zin van artikel 10 RVV, waar het verboden is te parkeren, maar als een parkeerstrook als bedoeld in artikel 1 RVV.

Uitspraak

Kenmerk 16/00131

4 oktober 2016

zevende enkelvoudige belastingkamer

van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep van

(gemachtigde [Y] )

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AMS 15/5300 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

( [Z] ).

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 september 2016. Van de zijde van belanghebbende, die voor de zitting is uitgenodigd bij aangetekende brief met dagtekening 12 juli 2016 verzonden naar het adres van zijn gemachtigde ( [adres] ), is niemand verschenen. Blijkens gegevens van PostNL (‘Track & Trace’) is de brief op 13 juli 2016 afgeleverd op het adres van de gemachtigde en is voor de ontvangst getekend. Namens de heffingsambtenaar is verschenen [Z] voornoemd.

Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Gronden

1. Op 18 mei 2015 omstreeks 20.30 uur is geconstateerd dat de auto van belanghebbende, met kenteken [kentekennummer] was neergezet op de locatie [locatie] te Amsterdam ter hoogte van huisnummer 4. Bij controle heeft een parkeercontroleur van de gemeente Amsterdam geconstateerd dat voor de auto geen parkeerbelasting was betaald. De controleur heeft daarom een naheffingsaanslag opgelegd ter hoogte van € 57,30. Het nageheven bedrag bestaat uit € 2,40 parkeerbelasting en € 54,90 kosten van de naheffingsaanslag.

2. Met de Verordening Parkeerbelasting 1991 is voor het hele grondgebied van Amsterdam het fiscale parkeerregime ingevoerd. Hoofdstuk 1 bij de Verordening behorende Tarieventabel verdeelt het gehele grondgebied van de gemeente Amsterdam voor het fiscale parkeerregime in negen tariefgebieden. De [locatie] valt onder tariefgebied 4.

3. Het betoog van belanghebbende, inhoudende dat hij zijn auto heeft neergezet op een trottoir, zodat in deze geen parkeerbelasting was verschuldigd, omdat parkeren ter plaatse verboden was op grond van artikel 10 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna: RVV), faalt. Uit de stukken van het geding en met name uit de door partijen overlegde foto’s van de situatie ter plekke volgt namelijk het volgende: de auto was neergezet in een met een doorgetrokken lijn aangegeven vak dat direct grensde aan de rijbaan, en dat bereikbaar was via een schuine, verlaagde band. Het betreffende vak was kennelijk (mede) bedoeld om auto’s te parkeren. In zoverre was derhalve sprake van een parkeerstrook als bedoeld in artikel 1 RVV (een langs de rijbaan gelegen verharding die is bestemd voor stilstaande of geparkeerde voertuigen) en niet van een trottoir in de zin van artikel 10 RVV.

4. Nu vast staat dat belanghebbende de ter zake verschuldigde parkeerbelasting niet heeft voldaan, heeft de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende opgelegd.

Kosten

Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb in verbinding met artikel 8:108 van die wet vindt het Hof geen termen aanwezig

De mondelinge uitspraak is gedaan op 4 oktober 2016 door mr. F.J.P.M. Haas, lid van de zevende enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van J.E. Soree MSc als griffier. De beslissing is op de datum van de mondelinge uitspraak in het openbaar uitgesproken. Hiervan is dit proces-verbaal opgemaakt.

(griffier) (lid van de belastingkamer)

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.