Gerechtshof Amsterdam, 20-10-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:4324, 15/00863 en 15/00864
Gerechtshof Amsterdam, 20-10-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:4324, 15/00863 en 15/00864
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 20 oktober 2016
- Datum publicatie
- 14 november 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2016:4324
- Zaaknummer
- 15/00863 en 15/00864
Inhoudsindicatie
Parkeerbelasting. De heffingsambtenaar slaagt niet in het bewijs dat aan belanghebbende een betalingsherinnering en vervolgens een kennisgeving beëindiging parkeervergunning verzonden is. Naheffingsaanslagen onterecht aan belanghebbende opgelegd.
Uitspraak
Kenmerken 15/00863 en 15/00864
20 oktober 2016
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op de hoger beroepen van
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar,
(gemachtigde: mr. H. Oderkerk)
tegen de uitspraak in de zaken met kenmerken AMS 15/985 en AMS 15/986 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in de gedingen tussen
[belanghebbende] , belanghebbende
en
de heffingsambtenaar,
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft op 25 oktober 2014 en 29 oktober 2014 aan belanghebbende in totaal twee naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd.
Na tegen de hiervoor gemelde naheffingsaanslagen gemaakte bezwaren heeft de heffingsambtenaar bij uitspraken op bezwaar, gedagtekend 25 januari 2015 en 26 januari 2015, de bezwaren ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraken beroepen ingesteld. Bij uitspraak van 4 november 2015 heeft de rechtbank als volgt beslist (in deze uitspraak is belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’, voorts was in deze uitspraak ook een beroep tegen andere naheffingsaanslagen parkeerbelasting –met kenmerken 15/00863 en 15/00864 aan de orde):
“De rechtbank:
- -
-
-verklaart het beroep gegrond;
- -
-
-vernietigt de bestreden uitspraak;
- -
-
-vernietigt de naheffingsaanslagen en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
-draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 45,- aan eiser te vergoeden.”
De tegen deze uitspraak door de heffingsambtenaar (in één geschrift) ingestelde hoger beroepen zijn bij het Hof ingekomen op 17 december 2015, en nader aangevuld bij brief van 13 januari 2016. Belanghebbende heeft geen verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 september 2016. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden. Opgemerkt zij dat ter zitting het hoger beroep in de zaken met kenmerken 15/00863 en 15/00864 (welke zaken ook in de uitspraak van de rechtbank aan de orde waren) zijn ingetrokken.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
Nu de uitspraak van de rechtbank geen afzonderlijke vaststelling van de feiten bevat, stelt het Hof de feiten als volgt vast:
Op 22 oktober 2014 omstreeks 13:01 uur en op 24 oktober 2014 omstreeks 19:20 uur, (…) stond de auto van eiser met kenteken [kenteken] geparkeerd aan de [locatie] ter hoogte van nummer [nummer] of [nummer] te [plaats] . Bij controles heeft de parkeercontroleur geen geldig parkeerbewijs in de auto aangetroffen. Om die reden zijn in totaal vier naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd, telkens ten bedrage van € 58,50 (€ 3,00 aan parkeerbelasting en € 55,50 aan kosten in verband met het opleggen van de betreffende naheffingsaanslag). Bij uitspraken op bezwaar heeft verweerder de naheffingsaanslagen in stand gelaten.
Belanghebbende is in het bezit van een parkeervergunning voor het desbetreffende gebied sinds 1996; zij heeft de gemeente een machtiging verstrekt om de ter zake verschuldigde belasting per automatische incasso te innen.
De betaling voor het onderhavige tijdvak, dat een aanvang nam op 1 september 2014, is niet geslaagd via de automatische incasso. De reden hiervan was een tekort aan saldo op de rekening van belanghebbende.
Op 30 oktober 2014 is de belasting alsnog betaald. Per 30 oktober 2014 is de parkeervergunning door de gemeente geactiveerd.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil of de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting van het Hof hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.