Gerechtshof Amsterdam, 20-10-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:4325, 15/00861
Gerechtshof Amsterdam, 20-10-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:4325, 15/00861
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 20 oktober 2016
- Datum publicatie
- 14 november 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2016:4325
- Zaaknummer
- 15/00861
Inhoudsindicatie
Parkeerbelasting. De heffingsambtenaar slaagt niet in het bewijs dat de betalingsherinnering en vervolgens de brief beëindiging parkeervergunning is verzonden. Parkeervergunning niet rechtsgeldig beëindigd. Naheffingsaanslag terecht vernietigd.
Uitspraak
Kenmerk 15/00861
20 oktober 2016
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar,
(gemachtigde: mr. H. Oderkerk)
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AMS 15/482 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [plaats] , belanghebbende,
(gemachtigde: [gemachtigde] ).
en
de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft op 22 oktober 2014 aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
Na tegen de hiervoor gemelde naheffingsaanslag gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 11 december 2014, het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraak beroep ingesteld. Bij uitspraak van 4 november 2015 heeft de rechtbank als volgt beslist (in deze uitspraak is belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’, voorts was in deze uitspraak ook een beroep tegen een andere naheffingsaanslag parkeerheffing – met kenmerk 15/00862 – aan de orde):
“De rechtbank:
- -
-
- verklaart het beroep gegrond;
- -
-
- vernietigt de bestreden uitspraak;
- -
-
- vernietigt de naheffingsaanslagen en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- -
-
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 45,- aan eiseres te vergoeden.”
Het tegen deze uitspraak door de heffingsambtenaar ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 17 december 2015, en nader aangevuld bij brief van 13 januari 2016. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 september 2016. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden. Opgemerkt zij dat ter zitting het hoger beroep in de zaak met kenmerk 15/00862 (welke zaak ook in de uitspraak van de rechtbank aan de orde was) is ingetrokken.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
Nu de uitspraak van de rechtbank geen afzonderlijke vaststelling van de feiten bevat, stelt het Hof de feiten als volgt vast:
Op 17 oktober 2014 omstreeks 09:20 uur (…) stond de auto van eiseres met kenteken [kenteken 1] geparkeerd aan de [locatie] ter hoogte van nummer [nummer] (…) te [plaats] . Bij controles heeft de parkeercontroleur geen geldig parkeerbewijs in de auto aangetroffen. Om die reden zijn er twee naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd, telkens ten bedrage van € 58,50 (€ 3,00 aan parkeerbelasting en € 55,50 aan kosten in verband met het opleggen van de betreffende naheffingsaanslag). Bij uitspraken op bezwaar heeft verweerder de naheffingsaanslagen in stand gelaten.
Belanghebbende is in het bezit van een parkeervergunning voor het desbetreffende gebied sinds 1993; zij heeft de gemeente een machtiging verstrekt om de ter zake verschuldigde belasting per automatische incasso te innen.
De betaling voor het onderhavige tijdvak, dat een aanvang nam op 1 september 2014, is niet geslaagd via de automatische incasso. De reden hiervan was een tekort aan saldo op de rekening van belanghebbende.
Op 12 november 2014 is de belasting alsnog betaald. Per 1 november 2014 is de parkeervergunning door de gemeente geactiveerd.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting van het Hof hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.