Gerechtshof Amsterdam, 04-10-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:4470, 15/00103
Gerechtshof Amsterdam, 04-10-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:4470, 15/00103
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 4 oktober 2016
- Datum publicatie
- 16 november 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2016:4470
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:1341
- Zaaknummer
- 15/00103
Inhoudsindicatie
Voor 2012 is een bijstandsuitkering en een nabetaling WAO aangegeven. Door die nabetaling heeft belanghebbende teveel bijstand ontvangen. Dit teveel is door het UWV met de nabetaling verrekend. De inspecteur heeft de teveel ontvangen bijstandsuitkering als negatief loon aangemerkt. Anders dan belanghebbende heeft gesteld is geen sprake van een dubbel belasten van de bijstandsuitkering.
Uitspraak
Kenmerk 15/00103
4 oktober 2016
uitspraak van de derde enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Y] , belanghebbende,
gemachtigde: mr. J.A.M. van Oers
tegen de uitspraak van 18 februari 2015 in de zaak met kenmerk HAA 14/1944 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 8 januari 2014 voor het jaar 2012 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: de aanslag inkomstenbelasting) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 62.591. Bij afzonderlijke beschikking is € 255 aan belastingrente in rekening gebracht.
Na daartegen gemaakt bezwaar, heeft de inspecteur bij uitspraak van 25 april 2014 de aanslag en de beschikking gehandhaafd.
De rechtbank heeft het tegen de uitspraak van de inspecteur ingestelde beroep bij de hiervoor vermelde uitspraak ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 24 maart 2015 en aangevuld bij brief van gemachtigde van 24 april 2015.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 september 2016. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in haar uitspraak de volgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt door de rechtbank aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’.
“1. Eiser ontvangt in 2012 een bijstandsuitkering van de DWI Amsterdam en een WAO-uitkering van het UWV.
2. De jaaropgaaf 2012 van de DWI vermeldt – voor zover hier van belang – een bedrag van € 11.977 aan belastbaar loon en € 2.440 aan loonheffingen. De jaaropgaaf 2012 van het UWV vermeldt – voor zover hier van belang – een bedrag van € 50.614 aan belastbaar loon en € 7.322 aan loonheffingen.
3. De WAO-uitkering van het UWV over 2012 van € 50.614 omvat mede een nabetaling over de periode van 1 juni 2008 tot 1 november 2012. Bij brief van 12 december 2012 informeert het UWV eiser over de nabetaling. De brief luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
“(…)
U heeft recht op een nabetaling over uw WAO-uitkering.
Over de periode van 1 juni 2008 tot en met 31 oktober 2012 heeft u nog recht op een nabetaling.
Hieronder vindt u de specificatie.
Bruto € 45.971,13
Ingehouden loonbelasting/premie volksverzekering - € 7.035,25
Ingehouden bijdrage Zorgverzekeringswet - € 3.263,95
Vergoeding bijdrage Zorgverzekeringswet +€ 3.263,95
Netto € 38.935,88
Het bedrag van € 38.935,88 staat binnen enkele weken op uw rekening bijgeschreven.
Houd er rekening mee dat u volgend jaar een naheffing voor de inkomstenbelasting kunt krijgen. (…)”
En aan de achterzijde van de brief staat – voor zover hier van belang – het volgende:
“(…)
NABETALING
[rechtbank: specificatie van de maandbedragen]
Totaal € 78.756,96
(…)
Bedrag verrekend met DWI Amsterdam periode van 05-07-2010 tot 01-11-2012 € 32.758,83
Rest betaling bestemd voor dhr. [X] [rechtbank: eiser] € 45.971,31”
4. Verweerder heeft de thans in geding zijnde aanslag inkomstenbelasting – overeenkomstig de aangifte van eiser – berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning (hierna ook: box 1 inkomen) van € 62.591. Het box 1 inkomen is vastgesteld met inbegrip van de onder 2 vermelde uitkeringen.”
Nu de door de rechtbank vastgestelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof voegt hieraan nog het volgende toe.
Het verweerschrift van de inspecteur – ingebracht bij de behandeling van de zaak in eerste aanleg – bevat de volgende door de inspecteur opgestelde specificatie van de nabetaling door het UWV in 2012:
“Nabetaling o.g.v. rechterlijk vonnis € 78.756
Af: verrekening bijstandsuitkering
Periode 5 juni 2010 tot 1 november 2011 € 32.785
Nabetaling na verrekening bijstandsuitkeringen € 45.971
Bij: WAO-uitkering december € 1.288
Totaal (loon ZVW) € 47.259
Bij: bijdrage ZVW (7,1%) € 3.355
Totaal fiscaal loon € 50.614”
De aanslag is vastgesteld overeenkomstig het door belanghebbende aangegeven inkomen uit werk en woning. Het verweerschrift van de inspecteur – ingebracht bij de behandeling van de zaak in eerste aanleg – bevat met betrekking tot dit inkomen uit werk en woning de volgende opstelling:
“Inkomsten uit vroegere dienstbetrekking:
- Dienst werk en inkomen Gemeente Amsterdam (DWI)
(bijstandsuitkering) € 11.977
- Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV)
((nabetaling) WAO-uitkering)
€ 50.614
€ 62.591”
Ter zitting van het Hof heeft de inspecteur voorts het volgende verklaard:
“Op uw vraag wat de rechtsgrondslag is voor het – voor de toepassing van het belastingrecht – volgen van de verrekening door het UWV van de nabetalingen WAO met (als gevolg van de nabetalingen) over de desbetreffende jaren teveel toegekende bijstandsuitkeringen, antwoord ik dat de met de door het UWV met de nabetaling WAO verrekende bijstandsuitkeringen voor de toepassing van het belastingrecht als negatief loon kwalificeren en daarom terecht in mindering van het belastbaar inkomen uit werk en woning zijn gebracht.”
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil de hoogte van de aanslag inkomstenbelasting.
Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van het geding, waaronder het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting.