Home

Gerechtshof Amsterdam, 17-11-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:4800, 14/00898

Gerechtshof Amsterdam, 17-11-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:4800, 14/00898

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
17 november 2016
Datum publicatie
23 november 2016
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2016:4800
Zaaknummer
14/00898

Inhoudsindicatie

Belasting van personenauto’s en motorrijwielen; naheffingsaanslag; schadeauto; waardedrukkende invloed schade bij vaststelling waarde referentieauto; geen een-op-een-relatie tussen herstelkosten en handelsinkoopwaarde; handelsinkoopwaarde in goede justitie vastgesteld

Uitspraak

Kenmerk 14/00898

17 november 2016

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Y] , belanghebbende,

gemachtigde: mr. T.B. Vriesema (Euro Auto Logic B.V.)

en het incidenteel hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,

tegen de uitspraak van 17 november 2014 in de zaak met kenmerk HAA 14/1272 van de Rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende, met dagtekening 29 oktober 2013, een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: bpm) opgelegd ten bedrage van € 4.252 (hierna: de naheffingsaanslag).

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar, met dagtekening 25 maart 2014, het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak van de inspecteur beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 17 november 2014 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslag verminderd tot een, berekend naar een handelsinkoopwaarde (handelswaarde met aanwezige schade inclusief btw en bpm) van € 24.000. Tevens heeft de rechtbank een dwangsom van € 60, een proceskostenvergoeding en een vergoeding van het griffierecht toegekend.

1.4.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 2 december 2014. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend

alsmede incidenteel hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een reactie op het

incidenteel hoger beroep ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 oktober 2016. Het onderzoek in deze zaak heeft gelijktijdig plaatsgevonden met het onderzoek in de zaak met kenmerk 14/00897. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak de volgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’.

“Zaak HAA 14/1272

1. Eiser heeft op 4 december 2012 aangifte bpm gedaan voor een personenauto van het merk [auto], type [typeaanduiding], met een datum van eerste toelating van 14 augustus 2012 (hierna: de [auto]). Het VIN is [nummer] . Eiser heeft de inkoopwaarde met behulp van een koerslijst berekend op € 70.969 en de inkoopwaarde na aftrek van de door Marander gecalculeerde schade van € 56.224,33 berekend op € 14.745.

2. Dekra heeft op verzoek van verweerder een hertaxatie van de [auto] uitgevoerd. De schade wordt in het hertaxatierapport berekend op € 55.000. De grondslag voor de bpm-heffing is als volgt berekend:

Consumentenprijs € 108.960,00

AF:

Afschrijving consumentenprijs € 22.430,00

Afschrijving accessoires € 7.030,00

Ontbrekende delen € 0,00

Subtotaal aftrek € 29.460,00

Meer/minder kilometers € 0,00

Totaal aftrek € 29.460,00

Verkoopwaarde € 79.500,00

Handelsmarge € 13.500,00

Waardevermindering wegens schade € 36.000,00

Handelswaarde met aanwezige schade (incl. btw en bpm) € 30.000,00

3. Op 29 oktober 2013 heeft verweerder een naheffingsaanslag opgelegd van € 4.252.

4. Blijkens de factuur heeft eiser de [auto] op 23 november 2012 gekocht voor

€ 19.000.”

2.2.

Nu de door de rechtbank vastgestelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In geschil is het antwoord op de vraag of de inspecteur de naheffingsaanslag terecht en

tot het juiste bedrag heeft vastgesteld. Het geschil spitst zich toe op de vaststelling van de

handelsinkoopwaarde van de referentieauto, ter bepaling van het afschrijvingspercentage. Belanghebbende stelt dat de handelsinkoopwaarde door de rechtbank te hoog is vastgesteld en dat de naheffingsaanslag dient te worden vernietigd, althans dient te worden verminderd tot een lager bedrag dan door de rechtbank is vastgesteld. De inspecteur stelt in incidenteel hoger beroep dat de handelsinkoopwaarde - en daarmee ook de naheffingsaanslag - ten onrechte door de rechtbank is verminderd.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in

de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd

wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing