Home

Gerechtshof Amsterdam, 24-11-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:5108, 15/00545, 15/00546, 15/00547, 15/00548, 15/00549 en 15/00550

Gerechtshof Amsterdam, 24-11-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:5108, 15/00545, 15/00546, 15/00547, 15/00548, 15/00549 en 15/00550

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
24 november 2016
Datum publicatie
30 november 2016
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2016:5108
Zaaknummer
15/00545, 15/00546, 15/00547, 15/00548, 15/00549 en 15/00550

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting en omzetbelasting; aangiftebiljetten uitgereikt, maar niet ingediend en niets op aangifte voldaan; omkering bewijslast, maar ook volgens normale regels van bewijslastverdeling heeft de inspecteur aan zijn bewijslast voldaan

Uitspraak

Kenmerken 15/00545 t/m 15/00550

24 november 2016

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] , belanghebbende,

tegen de uitspraak van 8 mei 2015 in de zaken met kenmerken HAA 13/2914 en HAA 13/2916 t/m HAA 13/2920 van de Rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

Aanslagfase

Rechtbank nr. 13/2914, Hof nr. 15/00545

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2001 met dagtekening 21 december 2006 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 16.669. Gelijktijdig is een vergrijpboete opgelegd van € 8.334.

Rechtbank nr. 13/2916, Hof nr. 15/00546

1.2.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2001 met dagtekening 24 januari 2003 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van

€ 40.200, alsmede bij beschikking een verzuimboete van € 1.134.

1.2.2.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2001 met dagtekening 24 januari 2003 een aanslag premie ziekenfondswet zelfstandigen (hierna: ZFW) opgelegd, berekend naar een premiegrondslag van € 19.059, alsmede bij beschikking een verzuimboete van € 794.

Rechtbank nr. 13/2917, Hof nr. 15/00547

1.3.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2001 met dagtekening 21 december 2006 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 83.917.

Rechtbank nr. 13/2918, Hof nr. 15/00548

1.4.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2002 met dagtekening 29 november 2005 een aanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 150.000, alsmede bij beschikking een verzuimboete van € 340.

1.4.2.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2002 met dagtekening 29 november 2005 een aanslag premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (hierna: WAZ) opgelegd, berekend naar een premie-inkomen van € 38.118.

Rechtbank nr. 13/2919, Hof nr. 15/00549

1.5.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2003 met dagtekening 20 december 2006 een aanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 134.052. Gelijktijdig is een verzuimboete van € 567 opgelegd.

1.5.2.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2003 met dagtekening 20 december 2006 een aanslag WAZ opgelegd, berekend naar een premie-inkomen van

€ 38.118.

1.5.3.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2003 met dagtekening 20 december 2006 een aanslag ZFW opgelegd, berekend naar een premiegrondslag van

€ 20.250.

Rechtbank nr. 13/2920, Hof nr. 15/00550

1.6.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2004 met dagtekening 17 september 2007 een aanslag ZFW opgelegd van € 1.872.

Eerste bezwaarfase (Hof nrs. 15/00546 en 15/00548)

Rechtbank nr. 13/2916, Hof nr. 15/00546

1.7.

De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 21 december 2006 de onder 1.2.1 en 1.2.2 vermelde aanslagen, alsmede de opgelegde verzuimboetes, gehandhaafd.

Rechtbank nr. 13/2918, Hof nr. 15/00548

1.8.1.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 7 mei 2007 de onder 1.4.1 vermelde aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 120.905.

1.8.2.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 4 juli 2007 de onder 1.4.2 vermelde aanslag gehandhaafd.

1.9.

Het Hof heeft bij uitspraak van 25 januari 2011 de hiervoor vermelde uitspraken op bezwaar – en de uitspraak van 4 november 2008 van de Rechtbank Haarlem dienaangaande – vernietigd omdat de hoorplicht was geschonden. Het Hof heeft de inspecteur opgedragen om opnieuw uitspraak op de bezwaren van belanghebbende te doen, na hem in de gelegenheid te hebben gesteld te worden gehoord.

Bezwaar en beroepsfase

1.10.

Belanghebbende heeft op 10 juni 2013 beroep ingesteld tegen het uitblijven van uitspraken op zijn bezwaar tegen de onder 1.1 tot en met 1.6 vermelde aanslagen en beschikkingen.

1.11.

De inspecteur heeft – nadat op 1 juli 2013 een hoorgesprek heeft plaatsgevonden – bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 30 juli 2013 de onder 1.1 tot en met 1.5.3 vermelde aanslagen gehandhaafd en alle opgelegde boetes vernietigd. De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 11 november 2013 de onder 1.6 vermelde aanslag conform het bezwaar van belanghebbende verminderd tot nihil.

1.12.

Bij uitspraak van 8 mei 2015 heeft de rechtbank de tegen voormelde uitspraken op bezwaar gerichte beroepen, geregistreerd onder zaaknummers 13/2914 en 13/2916 tot en met 13/2919, ongegrond verklaard en heeft zij het beroep, geregistreerd onder zaaknummer 13/2920, niet-ontvankelijk verklaard.

Hoger beroepsfase

1.13.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 10 juni 2015 en aangevuld bij brieven op 10 juli 2015.

1.14.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.15.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2016. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak de volgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’:

“1. Eiser is geboren in 1948 . Eiser genoot in 2001 en 2002 een uitkering van respectievelijk € 20.970 en € 21.912.

2. In april 2003 is de FIOD/ECD een strafrechtelijk onderzoek tegen eiser gestart. Hierbij zijn onder andere twee doorzoekingen gehouden op het adres [adres] . Op dit adres hield eiser kantoor. Tijdens de doorzoeking zijn onder meer digitale vastleggingen van ingevulde aangiftebiljetten voor derden aangetroffen. Voorts zijn lijsten aangetroffen met afspraken met derden.

3. Eiser is op 20 januari 2005 bij vonnis door de strafkamer van de rechtbank Amsterdam onder andere veroordeeld voor valsheid in geschrift, meermalen gepleegd. De rechtbank achtte onder meer bewezen, dat eiser in de periode 1 januari 1999 tot en met

6 april 2003 te [Z] opzettelijk een groot aantal malen T-biljetten en aangiften inkomstenbelasting valselijk heeft opgemaakt; eiser heeft bij het invullen – kort gezegd – in strijd met de waarheid ten onrechte opgaaf gedaan van een of meer aftrekpost(en). De rechtbank Amsterdam overwoog (overweging 7) daarbij onder andere het volgende:

“(…) Verdachte [eiser] heeft zich gedurende een aantal jaren schuldig gemaakt aan het valselijk opmaken van belastingaangiften. Door T-biljetten en aangiften inkomstenbelasting van derden op grote schaal bewust onjuist in te vullen heeft verdachte bewerkstelligd dat belastingplichtigen in eerste instantie teruggave kregen van volgens de door verdachte ingediende aangiften teveel betaalde belasting, die door hen vervolgens werd besteed. Bij de definitieve belastingaanslag werden deze belastingplichtigen echter geconfronteerd met het feit dat zij het geld terug moesten betalen. Hierdoor zijn deze personen in financiële problemen geraakt. Verdachte heeft vervolgens deze personen niet willen helpen bij de tussen hen en de fiscus ontstane problemen. Door zijn handelen heeft verdachte het vertrouwen dat in hem werd gesteld door deze belastingplichtigen, ernstig geschaad.

(…)

De rechtbank rekent het verdachte ernstig aan dat hij na zijn eerste aanhouding in het jaar 2003 is doorgegaan met het valselijk opmaken van aangiften. (…)”

Op 2 augustus 2006 is het hoger beroep tegen dit vonnis ingetrokken.

4. Bij brief van 1 december 2006 (bijlage 12 bij het verweerschrift) informeert verweerder eiser over de fiscale gevolgen die hij aan het strafrechtelijk onderzoek van de FIOD/ECD verbindt. Deze brieft luidt – voor zover hier van belang – als volgt:

“(…)

1 Beoordeling activiteiten

1.1

Analyse van gegevens

Uit de in beslag genomen gegevens, de processen verbaal van verhoor van getuigen en verdachten blijkt dat er door u leiding en uitvoering is gegeven aan het drijven van een belastingaangifte en/of adviespraktijk. (…)

1.2

Onderneming

De activiteiten worden, voor zover thans kan worden overzien, hoofdzakelijk gedreven onder de naam [handelsnamen] . De activiteiten worden uitgeoefend in een ruimte op het adres [adres] [nadere aanduiding] te [Z]. (…)

(…)

2 Omzet

Vanuit de Belastingaangifte en Adviespraktijk aan de [adres] wordt aan cliënten een dienst verricht. Deze dienst bestaat eruit dat voor die cliënt een belastingaangifte wordt ingevuld. Het FIOD dossier toont aan dat dit langere tijd voor 1999 het geval is. In elk geval wordt deze dienst tenminste sedert 1 januari 1999 aangeboden en verricht.

Tijdens het onderzoek is een aantal klanten gehoord. Zij hebben vrijwel unaniem verklaard dat zij voor bovengenoemde dienst een vergoeding hebben betaald. Deze vergoeding die varieerde van fl 75,-- tot fl 150,-- per aangifte werd door hen contant aan u betaald. In de jaren na de invoering van de Euro is sprake van bedragen die variëren van € 30 tot € 75.

2.1

Berekening ontvangsten

Door u wordt al lange tijd een belastingaangifte praktijk gedreven. In elk geval zeker vanaf 1 januari 1999. Uit de tijdens de doorzoekingen in beslag genomen stukken blijkt dat er geen ontvangstadministratie is bijgehouden. Er is door u op geen enkele wijze in een fiscale aangifte opgave gedaan van de ontvangsten en/of resultaten die met het drijven van de belastingaangifte en/of belastingadviespraktijk zijn gegenereerd. De ontvangsten over de jaren 2001, 2002 en 2003 zullen worden berekend aan de hand van de aangetroffen gegevens uit de huiszoekingen. Hierbij zal per ingevulde aangifte een bedrag van € 50 als omzet worden aangehouden. Tijdens de eerste huiszoeking zijn 217 diskettes in beslag genomen. Op 178 diskettes zijn de door u ingevulde aangiftebiljetten 1999, 2000 en 2001 opgeslagen. Van latere jaren zij geen op diskette opgeslagen gegevens aangetroffen. De ingevulde biljetten 2002 en verder zijn waarschijnlijk in eerste instantie per aangifte diskette en later per modem aan de belastingdienst ingezonden.

Op de aangetroffen diskettes zijn de navolgende aantallen aangiften aangetroffen:

Voor de berekening van de geschatte omzet over 2001, 2002 en 2003 ga ik er vanuit dat het totaal op diskette aangetroffen aangiften over enig belastingjaar in het daaropvolgende kalenderjaar door u is ingevuld. Aangezien er met betrekking tot het aantal ingevulde biljetten over 2002 geen gegevens bekend zijn zal ik voor de ontvangstbepaling 2003 uitgaan van het aantal biljetten over 2002, verhoogd met 10%.. Dit houdt in dat ik de geschatte ontvangsten over 2001 tot en met 2003 als volgt vaststel:

3 Winst uit onderneming

4 Omzetbelasting

5 Vaststelling verzamelinkomens 2001, 2002 en 2003

3 Geschil in hoger beroep

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing