Gerechtshof Amsterdam, 22-11-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:5116, 15/00816
Gerechtshof Amsterdam, 22-11-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:5116, 15/00816
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 22 november 2016
- Datum publicatie
- 12 december 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2016:5116
- Zaaknummer
- 15/00816
Inhoudsindicatie
De broer van belanghebbende is gemachtigd om namens belanghebbende proceshandelingen te verrichten. Er is sprake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en de familierelatie hoeft daaraan niet in de weg te staan. Belanghebbende heeft ten onrechte geen kostenvergoeding voor de bezwaarfase ontvangen.
Uitspraak
Kenmerk 15/00816
22 november 2016
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 15/96 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Heerhugowaard, de heffingsambtenaar,
(gemachtigde B. Verhagen).
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikkingen krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken - in één geschrift - met dagtekening 28 februari 2014 de waarde van de onroerende zaken [adres 1] (hierna: de woning) en [adres 2] (hierna: de garage) te [plaats 1] voor het kalenderjaar 2014 vastgesteld op respectievelijk € 206.000 en € 18.000. In hetzelfde geschrift zijn ook aanslagen onroerende-zaakbelastingen 2014 en rioolheffing 2014 bekend gemaakt.
Na tegen de genoemde beschikkingen op 8 maart 2014 gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 31oktober 2014,
- -
-
de waarde van de woning verminderd tot € 191.000,
- -
-
de waarde van de garage verminderd tot € 15.000,
- -
-
de onder 1.1 vermelde beschikkingen dienovereenkomstig verminderd, en
- -
-
het verzoek om vergoeding van kosten voor door een derde in de bezwaarfase beroepsmatig verleende rechtsbijstand afgewezen.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraak beroep ingesteld. Bij uitspraak van 1 oktober 2015 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 11 november 2015 en nader aangevuld bij faxbericht van 21 december 2015. De heffingsambtenaar heeft op 23 februari 2015 een verweerschrift ingediend. Op 23 maart 2016 heeft de heffingsambtenaar zijn verweerschrift aangevuld.
Op 14 oktober 2016 is van de heffingsambtenaar een nader stuk ontvangen. Een afschrift hiervan is aan belanghebbende gezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2016. De heffingsambtenaar is met kennisgeving van verhindering niet verschenen. Namens belanghebbende is [naam] verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
Het Hof ziet aanleiding de feiten zelfstandig vast te stellen.
[naam] is de broer van belanghebbende (verder de broer). Zij woonden tot juni/juli 2014 op hetzelfde adres.
Tot de gedingstukken behoren onder meer de volgende documenten:
- -
-
Een op 8 april 2014 gedagtekend stuk waarin belanghebbende de broer machtigt hem te vertegenwoordigen in bezwaar- en/of beroepsprocedures tegen de gemeente Heerhugowaard betreffende gemeentelijke belastingen;
- -
-
Een op 8 april 2014 gedagtekend geschift met als aanhef “Overeenkomst van opdracht” waarin onder meer staat:
“Art. 2
De inhoud, aard en omvang van de door opdrachtnemer (Hof: dit is de broer) ten behoeve van opdrachtgever (Hof: dit is belanghebbende) te verrichten werkzaamheden bestaan uit het verzorgen van de bezwaar- en/of beroepsprocedures inzake gemeentelijke belastingen tegen de gemeente Heerhugowaard. (…)”
(…)
Art. 5
Het honorarium van opdrachtnemer is afhankelijk van het resultaat van de opdracht (kostenvergoeding), met dien verstande dat de opdrachtgever voor het in behandeling nemen en als voorschot een bedrag verschuldigd is van € 100.”
(3) Een op 11 november 2015 gedagtekend stuk waarin belanghebbende de broer machtigt hem te vertegenwoordigen in de hoger beroepsprocedure tegen de gemeente Heerhugowaard betreffende gemeentelijke belastingen.
De broer is jurist. Hij verklaarde ten tijde van de rechtbankzitting op 20 augustus 2015 onder meer:
“Ik beschik sinds het derde kwartaal van 2014 een omzetbelastingnummer. Ik behandel toeslagzaken, doe de boekhouding, voer procedures en geef fiscaal juridisch advies.
Daarvoor deed ik dat niet op structurele basis. Ik heb ongeveer 20 klanten. Ik kan daar aardig van rondkomen.”
De broer heeft namens belanghebbende in de onderhavige procedure de volgende proceshandelingen verricht:
-
op 8 april 2014 indienen van een bezwaarschrift;
-
op 14 oktober 2014 verschijnen op hoorzitting in bezwaarfase;
-
op 30 december 2014 indienen van een beroepschrift bij de rechtbank
-
op 20 augustus 2015 verschijnen op zitting van rechtbank;
-
op 21 december 2015 indienen van hoger beroepschrift;
-
op 25 oktober 2016 verschijnen op zitting van Hof.
Bij de rechtbank was - uiteindelijk - de hoogte van de WOZ-waarden van de woning en de garage niet meer in geschil.
3 Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is uitsluitend nog in geschil of belanghebbende voor de door de broer verrichte proceshandelingen (zie 2.5), met uitzondering van het indienen van het bezwaarschrift, recht heeft op een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (in verbinding met artikel 8:108 van die wet; hierna Awb).
Het geschil spitst zich toe op de volgende vragen:
-
Was de broer gemachtigd om namens belanghebbende de proceshandelingen - waarvoor een proceskostenveroordeling wordt verzocht - te verrichten?
-
Verleent de broer beroepsmatig rechtsbijstand als bedoeld in artikel 1, onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (verder het Besluit)?
-
Zijn er voor belanghebbende kosten verbonden aan de door zijn broer verleende rechtsbijstand?
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting van het Hof hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.