Gerechtshof Amsterdam, 30-11-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:5564, 15/00834
Gerechtshof Amsterdam, 30-11-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:5564, 15/00834
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 30 november 2016
- Datum publicatie
- 28 december 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2016:5564
- Zaaknummer
- 15/00834
Inhoudsindicatie
Is rechtsgeldig bezwaar gemaakt? Uit het optreden in de bezwaarfase van haar beheermaatschappij, volgt dat belanghebbende zich door de beheermaatschappij heeft laten vertegenwoordigen; dat deze vertegenwoordiging niet blijkt uit de bewoordingen van het bezwaarschrift, doet daar niet aan af. Voorts kon de beheermaatschappij – in de hoedanigheid van bestuurder van belanghebbende – op grond van artikel 42 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen namens belanghebbende bezwaar instellen.
Uitspraak
kenmerk 15/00834
30 november 2016
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] B.V., te [Z], belanghebbende,
gemachtigde mr. G. Schnitzler (Wieringa Advocaten),
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 14/5414 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) van 12 oktober 2015 in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [Y], de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 24 juni 2014 ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag omgevingsvergunning aan belanghebbende een aanslag leges van € 464.767,20 (hierna: de legesaanslag) opgelegd.
Na daartegen gemaakt bezwaar, heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak van 18 november 2014 de legesaanslag gehandhaafd.
De rechtbank heeft bij uitspraak van 12 oktober 2015 – verzonden op 23 oktober 2015 – op het beroep van belanghebbende inzake de legesaanslag als volgt beslist:
“De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder [de heffingsambtenaar] in de proceskosten van eiseres [belanghebbende] tot een bedrag van € 245;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 328 aan eiseres te vergoeden.”
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank op 1 december 2015 hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 oktober 2016; het onderzoek is gesloten. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met de uitspraak wordt meegezonden.
Het Hof heeft op 6 oktober 2016 een schriftelijke vastlegging van hetgeen ter zitting is afgesproken aan partijen toegezonden. Partijen hebben naar aanleiding van het verhandelde ter zitting na zitting een compromissoire oplossing van het geschil beproefd. Partijen hebben het Hof bij brieven van 28 oktober 2016 meegedeeld dat ze er niet uit zijn gekomen.
2 Feiten
Aan belanghebbende is met dagtekening 24 juni 2014 ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag omgevingsvergunning een aanslag leges van € 464.767,20 opgelegd.
De legesaanslag is verzonden naar belanghebbende ter attentie van [beheermaatschappij] B.V. (hierna: [beheermaatschappij]). [beheermaatschappij] is blijkens gegevens uit het Handelsregister de enig bestuurder van belanghebbende.
Een brief van 16 juli 2014 van [beheermaatschappij] (hierna: het bezwaarschrift) aan de heffingsambtenaar luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
“Betreft: bezwaar leges aanvraag omgevingsvergunning aanslagnummer [aanslagnummer] tnv [X] B.V., € 464.767,20
(…)
Hierbij maken wij bezwaar tegen de in hoofde genoemde aanslag.
(…)
Met vriendelijke groet,
[beheermaatschappij] B.V.
[handtekening]
De heer [naam],
Hoofd Financiële Administratie (…)”
Tussen [beheermaatschappij], althans medewerkers van [beheermaatschappij], en de heffingsambtenaar heeft naar aanleiding van het hiervoor vermelde bezwaarschrift op 2 september, 18 september en 25 september 2014 overleg plaatsgevonden.
De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak van 18 november 2014 het bezwaar ongegrond verklaard en de legesaanslag gehandhaafd. De uitspraak is verzonden naar belanghebbende.
De rechtbank heeft bij de uitspraak van 12 oktober 2015 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard; er heeft geen inhoudelijke mondelinge behandeling van het beroep plaatsgevonden.
3 Geschil in hoger beroep
In geschil is of de rechtbank het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De heffingsambtenaar verzoekt – indien het Hof het oordeel van de rechtbank niet volgt – de zaak voor een inhoudelijke behandeling terug te wijzen naar de rechtbank.