Gerechtshof Amsterdam, 11-02-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:574, 14/00286
Gerechtshof Amsterdam, 11-02-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:574, 14/00286
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 11 februari 2016
- Datum publicatie
- 24 februari 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2016:574
- Zaaknummer
- 14/00286
Inhoudsindicatie
Parkeerbelasting. Het tarief voor de parkeerlocatie, noch het tariefverschil tussen deze locatie en de nabij gelegen parkeerplaatsen, is absoluut en relatief gezien, zodanig groot dat sprake zou zijn van een onredelijke of willekeurige heffing. Evenmin is sprake van schending van het gelijkheidsbeginsel.
Uitspraak
Kenmerk 14/00286
11 februari 2016
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] wonende te [Z] , belanghebbende,
tegen de mondelinge uitspraak in de zaak met kenmerk AMS 13/5284 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Amstelveen, de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is ter zake van het parkeren op 24 mei 2013 een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting van de gemeente Amstelveen ten bedrage van € 72,00, zijnde € 16,00 parkeerbelasting en € 56,00 aan kosten, opgelegd (hierna: de naheffingsaanslag).
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 5 augustus 2013, de naheffingsaanslag gehandhaafd.
Bij uitspraak van 5 maart 2014 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 17 april 2014. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting door de vierde meervoudige belastingkamer heeft plaatsgevonden op 5 januari 2016. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
Nu de uitspraak van de rechtbank geen afzonderlijke vaststelling van de feiten bevat, stelt het Hof de feiten als volgt vast.
Op 24 mei 2013 is om 14:08 uur aan belanghebbende, als houder van de auto met het [kentekenummer] , in verband met parkeren in de Kardinaal de Jongstraat te Amstelveen, de naheffingsaanslag opgelegd.
In de ‘Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen Amstelveen 2012’ (hierna: de Verordening) is bepaald dat op de plek waar belanghebbende zijn auto heeft geparkeerd, parkeerbelasting is verschuldigd.
De parkeerplaatsen in de Kardinaal de Jongstraat behoren ingevolge de bij de Verordening behorende Tarieventabel tot Tariefzone C, waar het tarief voor parkeren € 16 per vier uur of een gedeelte daarvan bedraagt.
Blijkens het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting bij de rechtbank is van de zijde van de heffingsambtenaar onder meer verklaard:
“In de Kardinaal de Jongstraat geldt een schriktarief om parkeren tegen te gaan. Voorheen waren daar gewone parkeermeters. Die stonden bij de winkels. Daar is nu een blauwe zone ingesteld op verzoek van de winkeliers. Dat is voldoende voor kortparkeerders. Wij willen nu het lang parkeren in de wijk tegengaan. Er waren veel klachten van de bewoners.”
3 Geschil in hoger beroep
Evenals in eerste aanleg is in hoger beroep in geschil of de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag terecht heeft opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend; de heffingsambtenaar bevestigend. Belanghebbende doet daarbij een beroep op de algemene rechtsbeginselen, het gelijkheidsbeginsel en de redelijkheid en billijkheid. Tussen partijen is niet in geschil dat voor het parkeren op de bewuste locatie parkeerbelasting is verschuldigd.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.