Home

Gerechtshof Amsterdam, 13-12-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:5745, 15/00255

Gerechtshof Amsterdam, 13-12-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:5745, 15/00255

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
13 december 2016
Datum publicatie
25 januari 2017
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2016:5745
Zaaknummer
15/00255

Inhoudsindicatie

De heffingsambtenaar heeft voor het jaar 2013 in één geschrift (ten aanzien van twee adressen) twee afzonderlijke waardebeschikkingen vastgesteld. Belanghebbende heeft bij in één geschrift vervatte bezwaren bezwaar gemaakt tegen deze waardebeschikkingen en de heffingsambtenaar heeft bij twee afzonderlijke uitspraken beslist op de bezwaren. In geschil is de ontvankelijkheid van het beroep. Het Hof oordeelt dat op de heffingsambtenaar in een dergelijk geval niet de verplichting rust om in één geschrift te beslissen op beide bezwaren. Een medewerker van de gemeente heeft echter door zijn uitlatingen voor dusdanige verwarring gezorgd, dat de overschrijding van de beroepstermijn verschoonbaar is.

Uitspraak

Kenmerk 15/00255

13 december 2016

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[Stichting X] te [Z] , belanghebbende,

gemachtigde: H. Wiegman,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AMS 14/883 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) met dagtekening 30 april 2013 de waarde van de onroerende zaak [adres 1] te Amsterdam voor het jaar 2013 vastgesteld (hierna: de waardebeschikking [adres 1] ). Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2013 bekendgemaakt.

1.2.

Bij kennisgeving van 1 november met het opschrift “Uitspraak op bezwaarschrift Gecombineerde Aanslag 2013” is aan belanghebbende medegedeeld dat het “Vastgesteld bedrag van het aanslagbiljet” blijft gehandhaafd.

1.3.

Bij brief met dagtekening 30 januari 2013 [Hof: belanghebbende heeft bedoeld 30 januari 2014], ingekomen bij de rechtbank op 3 februari 2014, heeft belanghebbende beroep ingesteld.

1.4.

De rechtbank heeft op 27 augustus 2014 het onderzoek ter zitting gesloten en het beroep, bij mondelinge uitspraak van 12 januari 2015, niet-ontvankelijk verklaard. Op 7 april 2015 is een proces-verbaal van de mondelinge uitspraak verzonden aan partijen.

1.5.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 12 mei 2015. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Belanghebbende heeft voorafgaande aan de zitting een pleitnota met bijlagen overlegd, ingekomen bij het Hof op 15 september 2016.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 september 2016. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

Nu de uitspraak van de rechtbank geen afzonderlijke vaststelling van de feiten bevat, stelt het Hof de feiten als volgt vast.

2.2.

In het gecombineerde aanslag- en waardebeschikkingenbiljet van 30 april 2013 - met biljetnummer ‘34076000’ - is door de heffingsambtenaar zowel de waarde van de onroerende zaak [adres 1] te Amsterdam (WOZ-waarde € 120.000) als de waarde van de woning [adres 2] (WOZ-waarde € 380.500) te Amsterdam voor het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 vastgesteld (hierna ook tezamen: de waardebeschikkingen). In hetzelfde geschrift zijn (met betrekking tot de hiervoor genoemde objecten) aanslagen onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2013 opgelegd (hierna ook tezamen: de aanslagen onroerendezaakbelastingen). Het totaal te betalen belastingbedrag (van het gecombineerde aanslagbiljet) bedraagt € 754,73.

2.3.

Bij in één geschrift vervatte bezwaren van 23 mei 2013 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de waardebeschikkingen en aanslagen onroerendezaakbelastingen.

2.4.

Bij kennisgeving van 1 november 2013 met het opschrift “Uitspraak op bezwaarschrift Gecombineerde Aanslag 2013 ” is aan belanghebbende het volgende medegedeeld:

“[pagina 1 van de kennisgeving]

Uitspraak op bezwaarschrift

Gecombineerde Aanslag 2013

(…)

Vastgesteld bedrag van het aanslagbiljet € 754,73

Totaalbedrag van de vermindering € 0,00

Nieuw vastgesteld bedrag van het € 754,73

aanslagbiljet

Geachte mevrouw, heer,

Uw bezwaarschrift is ontvangen binnen de wettelijke termijn. U bent daarom ontvankelijk in uw bezwaar.

De bovenstaande aanslag blijft gehandhaafd

(…)

[pagina 1 van de bijlage bij de kennisgeving]

Bijlage bij Uitspraak op bezwaarschrift

Gecombineerde aanslag 2013

Betreft: [adres 1])

Uw bezwaar richt zich tegen de vastgestelde waarde. Naar aanleiding van uw

bezwaarschrift heeft er een onderzoek plaatsgevonden naar de waarde van uw

bedrijfspand.. In deze bijlage leest u de reactie op uw bezwaar. Voor meer informatie

over de Wet WOZ en de waarderingsmethodiek van een WOZ-taxatie kunt u onder

meer terecht op de website van de Dienst Belastingen Gemeente Amsterdam

(www.amsterdam.nl/belastingen) en die van de Waarderingskamer

(www.waarderingskamer.nl).

(…)

Overweging

De WOZ- waarde dient onafhankelijk van de vorige waarde te worden bepaald. Het

uitgangspunt voor de waardebepaling is het marktniveau op de huidige

waardepeildatum. Indexeren van een WOZ-waarde die is vastgesteld voor een eerder

belastingjaar kan en mag volgens de Wet WOZ niet plaatsvinden. Het is daarom niet

juist de WOZ-waarde of huurwaarde te vergelijken met de WOZ-waarde of huurwaarde

zoals die waren vastgesteld op de vorige waardepeildatum.

(…)

De WOZ-waarde is gebaseerd op de waarde in het economische verkeer. Deze is

vastgesteld door middel van de huurwaardekapitalisatiemethode. Deze methode is

gebruikelijk voor objecten die op commerciële wijze worden gebruikt. Voorbeelden

hiervan zijn kantoren, bedrijfspanden-en winkelruimten. De waarde van uw WOZ

object is terecht vastgesteld met behulp van de huurwaardekapitalisatiemethode.

Bij een taxatie volgens de huurwaardekapitalisatiemethode vormt de bruto jaarhuur het

uitgangspunt van de waardering. Onder bruto jaarhuur wordt in dit verband verstaan

de bruto huurwaarde per vierkante meter zoals die rondom de waardepeildatum voor

dergelijke objecten werd gerealiseerd, exclusief BTW en servicekosten. Deze kan dus

afwijken van de werkelijk betaalde huur. In de kapitalisatiefactor zijn zaken

verdisconteerd als leegstandsrisico, zakelijke lasten en een basisrendement

gebaseerd op staatsleningen. Deze gegevens zijn afgeleid uit geanalyseerde

marktgegevens.

Nader onderzoek door de taxateur heeft uitgewezen dat de bruto jaarhuur en de

kapitalisatiefactor in vergelijking met huurcijfers van vergelijkbare objecten, niet te

hoog zijn vastgesteld. Verzamelde huurcijfers van vergelijkbare kantoorpanden tonen

aan dat de vierkante meterprijzen variëren van € 115 tot € 146. In de vergelijking is

aansluiting gezocht bij kantoorpanden aan de Rozengracht, Spuistraat en Tussen de

Bogen. Het bruto vloeroppervlak van de gehanteerde vergelijkingen varieert van circa

60 m2 tot 88 m2. Met leegstand is voldoende rekening gehouden.

[pagina 2 van de bijlage bij de kennisgeving]

Conclusie

Na onderzoek is geconcludeerd dat, gelet op alle waardebepalende factoren, de

waarde niet te hoog is vastgesteld. Uw argumenten kunnen niet tot een andere

conclusie leiden. Er zijn verder geen andere feiten of omstandigheden gebleken die

aanleiding geven om de WOZ-waarde te verlagen. De waarde blijft daarom

gehandhaafd.

(…)”

2.5.

Bij brief van 20 december 2013 heeft belanghebbende de heffingsambtenaar als volgt bericht:

“Op 23 mei zond ik u een bezwaarschrift met bezwaar tegen de gecombineerde aanslag en

kennisgeving waardebeschikkingen.

Uw uitspraak op bezwaarschrift dd. 1 november 2013 was onvolledig, omdat het slechts inging op een deel van het bezwaar, nl. het deel betreffende [adres 1] en niet op het bezwaar m.b.t. [adres 2] . Ik heb telefonisch gereclameerd en men zegde toe dit voor het aflopen van de reactietermijn van zes weken voor een eventueel beroep te zullen corrigeren met een aanvulling.

Tot op heden, 20 december 2013, heb ik daaromtrent niets meer vernomen. Ik ben dus ook niet in staat gesteld binnen zes weken beroep in te stellen.

(…)

Ik verzoek u mij voor 1 januari 2014 alsnog een aanvullende uitspraak op mijn bezwaarschrift van 23 mei 2013 te willen zenden. Ik dank u voor uw medewerking.”

2.6.

Bij kennisgeving van 31 december 2013 met het opschrift “Uitspraak op bezwaarschrift Gecombineerde Aanslag 2013 ” is aan belanghebbende het volgende medegedeeld:

“[pagina 1 van de kennisgeving]

Uitspraak op bezwaarschrift

Gecombineerde Aanslag 2013

(…)

Vastgesteld bedrag van het aanslagbiljet € 754,73

Totaalbedrag van de vermindering € 0,00

Nieuw vastgesteld bedrag van het € 754,73

aanslagbiljet

Geachte mevrouw, heer,

Uw bezwaarschrift is ontvangen binnen de wettelijke termijn. U bent daarom ontvankelijk in uw bezwaar.

De bovenstaande aanslag blijft gehandhaafd

(…)

[pagina 1 van de bijlage bij de kennisgeving]

Bijlage bij Uitspraak op bezwaarschrift

Gecombineerde aanslag 2013

Betreft: [adres 2]

Uw bezwaar richt zich tegen de vastgestelde waarde. Naar aanleiding van uw

bezwaarschrift heeft er een onderzoek plaatsgevonden naar de waarde van uw

woning(en). In deze bijlage leest u de reactie op uw bezwaar. Voor meer informatie

over de Wet WOZ en de waarderingsmethodiek van een WOZ-taxatie kunt u onder

meer terecht op de website van de Dienst Belastingen Gemeente Amsterdam

(www.amsterdam.nl/belastinqen) en die van de Waarderingskamer

(www.waarderingskamer.nl).

Bezwaargrond(en)

In uw bezwaarschrift geeft u aan dat onvoldoende rekening is gehouden met de

verschillen tussen uw woning(en) en de vergelijkingsobjecten. Het bevreemdt u dat het

object aan de [adres 2] wordt vergeleken met objecten van circa 80 tot 90

m2 groot.

In uw bezwaarschrift schrijft u dat onvoldoende rekening is gehouden met de kwaliteit

en onderhoud van het object.

Overweging

De in het taxatieverslag vermelde vergelijkingsobjecten zijn niet identiek aan uw

woning(en). De verschillen in bijvoorbeeld perceelgrootte, ligging, bouwjaar, kwaliteit

en oppervlakte, zijn wel in de waardebepaling betrokken. De onderlinge

waardeverhouding tussen de vergelijkingsobjecten en uw woning(en) is voldoende tot

uitdrukking gekomen.

Ter extra onderbouwing van de getaxeerde WOZ waarde noemen wij de volgende

extra transactiecijfers.

- [adres 3] , verkocht voor € 472.000 per 4-3-2013 met een

gebruiksoppervlakte van 103m2.

- [adres 4] , verkocht voor € 418.000 per 15-2-2011 met een

gebruiksoppervlakte van 105m2.

Bij de waardebepaling moet met alle waardebepalende factoren rekening worden

gehouden. Zo ook met de kwaliteit en onderhoud van het object. Een nieuwe

beoordeling heeft geleid tot de conclusie dat er wat dit aspect betreft in voldoende

mate rekening is gehouden met de verschillen tussen het object en de

vergelijkingsobjecten.

Dit verschil in kwaliteit wordt weerspiegeld in de onderlinge waardeverhouding tussen

uw object en de beschikbare vergelijkingsobjecten.

Conclusie

Rekeninghoudend met de door u genoemde argumenten, is geconcludeerd dat de

WOZ-waarde van uw woning niet te hoog is vastgesteld. Uw argumenten kunnen niet

tot een andere conclusie leiden. Er zijn verder geen andere feiten of omstandigheden

gebleken die aanleiding geven om de waarde te verlagen. De waarde van uw woning

blijft daarom gehandhaafd.

(…)”

2.7.

Bij brief met dagtekening 30 januari 2013 [Hof: belanghebbende heeft bedoeld 30 januari 2014] , ontvangen bij de rechtbank op 3 februari 2014, heeft belanghebbende beroep ingesteld tegen de hiervoor onder 2.6 genoemde kennisgeving.

3 Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard, waarbij zij het volgende heeft overwogen:

“(…)

2. Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bedraagt

de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. In artikel 6:8, eerste lid, van de

Awb is bepaald dat deze termijn aanvangt met ingang van de dag na die waarop het besluit op

de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.

Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn

ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het beroepschrift in verzuim is geweest.

3. Niet in geschil is dat het beroep niet binnen de beroepstermijn van 6 weken na de uitspraak op bezwaar van 1 november 2013 is ingediend. Eiseres heeft zich echter op het standpunt gesteld dat de termijnoverschrijding niet aan haar kan worden tegengeworpen, omdat de splitsing ten opzichte van de WOZ-zaak over [adres 2] niet duidelijk was en eiseres in de veronderstelling verkeerde dat het één geschil was en daarom is gewacht op de uitspraak op bezwaar in de andere zaak, die kwam op 31 december 2013.

4. De rechtbank overweegt dat de WOZ waarde van de onroerende zaken [adres 2] en [adres 1] te Amsterdam in één beschikking van 30 april 2013 zijn vastgesteld. Eiseres heeft hiertegen een bezwaarschrift ingediend. Uit de uitspraak op bezwaar van 1 november 2013 blijkt duidelijk dat deze alleen betrekking heeft op [adres 1] . Bij deze uitspraak is ook een beroepsclausule gevoegd met informatie over het instellen van beroep en de beroepstermijn. Eiseres had hieruit kunnen opmaken dat de behandeling van de twee onroerende zaken in de uitspraken op bezwaar was gesplitst en dat tegen de uitspraak op bezwaar inzake [adres 1] binnen 6 weken na 1 november 2013 beroep kon worden ingesteld. Bij twijfel hierover had het op de weg van eiseres gelegen op hierover te informeren, dan wel door middel van een pro forma beroepschrift de termijn veilig te stellen. De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting echter gesteld dat hij na de uitspraak op bezwaar van 1 november 2013 wel contact heeft gehad met de gemeente, maar dat hij niet naar de beroepstermijn heeft geïnformeerd. De rechtbank is van oordeel dat het voor risico van eiseres komt dat zij ervanuit is gegaan dat de uitspraak op bezwaar inzake [adres 2] kon worden afgewacht. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd dan ook geen aanleiding de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.

5. Gelet op het voorgaande verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. (…)”

4 Geschil in hoger beroep

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing