Home

Gerechtshof Amsterdam, 05-01-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:69, 14/00002

Gerechtshof Amsterdam, 05-01-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:69, 14/00002

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
5 januari 2016
Datum publicatie
20 januari 2016
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2016:69
Formele relaties
Zaaknummer
14/00002
Relevante informatie
Wet op de omzetbelasting 1968 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 7, Wet op de omzetbelasting 1968 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 28j

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting. Met de aankoop van zilverbaren wordt door belanghebbende geen economische activiteit in de zin van artikel 9, lid 1, van de Btw-richtlijn verricht. Ook belanghebbendes beroep op de speciale regeling voor beleggingsgoud faalt.

Uitspraak

Kenmerk 14/00002

5 januari 2016

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] , belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 13/2429 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft verzocht om een teruggaaf omzetbelasting voor het tijdvak 1 december tot en met 31 december 2011. De inspecteur heeft dit verzoek bij beschikking met dagtekening 10 augustus 2012 afgewezen.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 15 april 2013, het bezwaar ongegrond verklaard en de beschikking gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de inspecteur op regelmatige wijze beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 29 november 2013 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 6 januari 2014, aangevuld bij brieven van 3 februari 2014 en 11 mei 2015. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 september 2015. Het Hof heeft de zaak ter zitting aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen tot het indienen van (nadere) schriftelijke stukken. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

1.6.

Door partijen is bij brieven van 7 september 2015 (inspecteur) en 24 september 2015 (belanghebbende) een reactie gegeven op de aan hen voorgelegde vragen.

1.7.

Partijen hebben mondeling laten weten af te zien van een nadere zitting.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiseres’.

“Eiseres heeft op 12 december 2011 6 x 5 kilo zilverbaar gekocht met een zuiverheid van 999.0/1000 voor € 24.509,34. Op de aan eiseres gerichte factuur is € 4.677,59 (Hof: € 4.660,09) omzetbelasting vermeld. Eiseres heeft verweerder verzocht om aan haar een teruggaaf van de omzetbelasting te verlenen.”

2.2.

Het Hof gaat voor de beslechting van het geschil uit van voormelde feiten en vult deze feiten als volgt aan:

2.3.

Belanghebbende is werkzaam als zelfstandig jurist en was uit dien hoofde in het onderhavige tijdvak geregistreerd als ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet OB). Namens belanghebbende is in de brief van 17 januari 2012 betreffende ‘Toelichting opgaaf startende onderneming Omzetbelasting’ het volgende opgenomen: ‘Belastingplichtige houdt grondstoffen edelmetaal als belegging, er behoeft geen inschrijving in het Handelsregister plaats te vinden. (..)

De activiteiten in het beleggen in grondstoffen edelmetaal van belastingplichtige gaan de normen van normaal actief vermogensbeheer niet te boven, belastingplichtige verricht geen overige werkzaamheid, (..).’

2.4.

De inspecteur heeft in zijn brief van 7 september 2015 met betrekking tot de activiteiten van belanghebbende het volgende opgemerkt:

‘Belanghebbende is voor de omzetbelasting ondernemer voor haar activiteiten als juriste. Met overtollig kasgeld heeft zij baren zilver aangeschaft om dat te zijner tijd onder gunstige omstandigheden weer te verkopen.’

2.5.

Tevens is ter zitting van het Hof komen vastgesteld dat nog geen verkoop van het de thans in geding zijnde zilver heeft plaatsgevonden.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In hoger beroep houdt partijen, net als bij de rechtbank, verdeeld het antwoord op de vraag of belanghebbende als belastingplichtige voor de heffing van omzetbelasting moet worden aangemerkt en bijgevolg recht heeft op aftrek van de voorbelasting die haar in rekening is gebracht in verband met de door haar op 12 december 2011 gekochte baren zilver. Deze vraag beantwoordt belanghebbende bevestigend en de inspecteur ontkennend.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Overwegingen van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing