Home

Gerechtshof Amsterdam, 10-03-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:913, 14/00619

Gerechtshof Amsterdam, 10-03-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:913, 14/00619

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
10 maart 2016
Datum publicatie
16 maart 2016
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2016:913
Zaaknummer
14/00619
Relevante informatie
Wet waardering onroerende zaken [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 17, Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-08-2023 tot 01-01-2024] art. 8:118

Inhoudsindicatie

WOZ. Hoger beroep ter zitting ingetrokken. Verzoek ex. art. 8:118, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht om proceskostenvergoeding.

Uitspraak

kenmerk 14/00619

10 maart 2016

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het op de voet van artikel 8:118, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht gedane verzoek van

[X] te [Z] , belanghebbende,

gemachtigde: G. Gieben (Previcus Vastgoed te Beugen)

tot een veroordeling van

de heffingsambtenaar van de gemeente Haarlemmermeer, de heffingsambtenaar,

in de proceskosten ter zake van het door de heffingsambtenaar ingestelde en op 2 maart 2016 ingetrokken hoger beroep

tegen

de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 14/125 van de rechtbank Noord-Holland in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) bij beschikking met dagtekening 28 februari 2013 de waarde per de waardepeildatum 1 januari 2012 van de onroerende zaak [A-straat] te [Z] voor het jaar 2013 vastgesteld op € 85.000. 1.2. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak, gedagtekend 21 november 2013, de beschikking gehandhaafd.1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 4 juli 2014 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de waarde verminderd tot € 60.000, de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.217 en de heffingsambtenaar opgedragen het betaalde griffierecht van € 44 aan belanghebbende te vergoeden.

1.4.

Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep van de heffingsambtenaar is bij het Hof ingekomen op 13 augustus 2014. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 maart 2016. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Overwegingen

2.1.

Ter zitting heeft de heffingsambtenaar, het Hof gehoord hebbende, zijn hoger beroep ingetrokken.

2.2.

Belanghebbende heeft hierop ter zitting een verzoek gedaan ex artikel 8:118, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht tot veroordeling van de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende in hoger beroep.

2.3.

Het Hof kent aan belanghebbende een proceskostenvergoeding toe conform het Besluit proceskosten bestuursrecht van (2 (indienen verweerschrift en verschijnen ter zitting) x € 496 x 1=) € 992.

3 Beslissing

Het Hof veroordeelt de heffingsambtenaar in de kosten van belanghebbende tot een bedrag van € 992.

De uitspraak is gedaan door mrs. J. den Boer, voorzitter, en E.A.G. van der Ouderaa en J.A. van Horzen, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. M.S.H. Lange als griffier.

De beslissing is op 10 maart 2016 in het openbaar uitgesproken.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.